H5.1- omzet, kosten en winst
De omzet van een bedrijf = de verkoopprijs (exclusief btw) x de afzet.
De brutowinst = het verschil tussen de omzet & de inkoopwaarde van de omzet (exclusief
btw).
De nettowinst = de brutowinst - de bedrijfskosten.
Voorbeelden van bedrijfskosten: de loonkosten, energiekosten & waardevermindering van de
kapitaalgoederen.
Een ander woord voor nettowinst: bedrijfsresultaat.
Een bedrijf lijdt verlies als de bedrijfskosten hoger zijn dan de brutowinst.
Als de bedrijfskosten hoger zijn dan de brutowinst: lijdt een bedrijf verlies
De kosten van een bedrijf (exclusief de
Bedrijfskosten inkoopwaarde van de omzet).
Bedrijfsresultaat / nettowinst Ander woord voor de nettowinst
Verlies Wanneer de (bedrijfs)kosten hoger zijn
dan de opbrengsten / brutowinst
De overheid verplicht bedrijven btw te berekenen met de verkoopprijs.
Btw = belasting over de toegevoegde waarden. Een ander woord voor btw is
omzetbelasting.
Voor het bedrijf zelf, is de btw niet van belang, maar voor de consument(en) wel
Voor een bedrijf is de btw dus niet van belang. De consument betaalt de btw.
De consumentenprijs = de verkoopprijs inclusief btw (voor de consumenten)
Er zijn 3 btw-percentages:
1. 21% btw voor de meeste goederen.
2. 9% btw voor basisgoederen (zoals levensmiddelen & medicijnen), dus belangrijke
dingen
3. 0% btw voor exportgoederen
Amira heeft variabele & vaste kosten.
De inkoop van de levensmiddelen hoort bij de variabele kosten.
De huur van het pand hoort bij de vaste kosten. Een ander woord voor vaste kosten
is constante kosten
Een bedrijf moet voldoende omzet halen om de variabele kosten & de vaste kosten te
kunnen betalen. Als de omzet precies voldoende is om alle kosten te betalen, spreek je van
de break-evenomzet.
, De break-evenomzet = als de omzet precies voldoende is om alle kosten te kunnen
betalen. De kosten zijn dan gelijk aan de opbrengsten.
Bij deze omzet behaalt het bedrijf geen winst, maar ook geen verlies.
De bijbehorende afzet is de break-evenafzet
Er zijn 2 manieren om de break-evenafzet te berekenen:
1 De totale opbrengst is gelijk aan de totale kosten: TO = TK.
2 vaste kosten : (verkoopprijs – variabele kosten per product) = break-evenafzet
Break-evenafzet = TO = TK
Break-evenafzet = Vaste kosten : (verkoopprijs – variabele
kosten per product)
De kosten van 1 product = de totale bedrijfskosten : het aantal geproduceerde goederen