Beginnende geletterdheid
Geletterdheid is onder te verdelen in de stadia:
- Ontluikende geletterdheid: betrekking tot voorschoolse periode. 0 tot 4 jaar leren de
kinderen mondeling te communiceren, ze leren spreken en luisteren. Ze maken in deze
periode kennis met geschreven taal. Een aantal kinderen communiceert in deze periode al
schriftelijk door bijvoorbeeld tekeningen of eigen logo’s.
- Beginnende geletterdheid: groep 1 tot 3. Spelenderwijs in contact brengen met boeken,
teksten en labels. Het formele onderwijs begint in groep 3. Doelgerichte lees – en
schrijfinstructie met een methode voor aanvankelijk lezen.
Stand van zaken in groep 3:
- Ongeveer 3% zeer goede lezer
- Ruim 15% goede lezers: kunnen al lezen als ze
binnenkomen;
- Ruim 60% gemiddelde lezers/gemiddeld beheersen
kinderen al een groot aantal letters
- Ruim 15% kinderen met extra begeleidingsbehoefte
- 3%-5% dyslectisch
Mattheuseffect: betere lezer wordt steeds beter, zwakke lezer steeds zwakker
- Gevorderde geletterdheid: vanaf groep 4. Automatiseren en perfectioneren de kinderen
hun lees en schrijfvaardigheden. Ze leren tekstsoorten te herkennen en informatie op te
schrijven en ervaringen op te schrijven d.m.v. schriftelijk communiceren
Tussendoelen beginnende geletterdheid:
1. Boekoriëntatie
2. Verhaalbegrip
3. Functies van geschreven taal
4. Relatie geschreven – gesproken taal
5. Taalbewustzijn
6. Alfabetisch principe
7. Functioneel ‘schrijven’ en ‘lezen’
1. Boekoriëntatie: kennis maken met boeken, kinderen leren dat je een boek van voor naar
achteren leest, dat verhalen een opbouw hebben, een bladzijde van boven naar beneden
leest enz.
2. Verhaalbegrip: voorlezen stimuleert dit. Kinderen leren de taal van voorleesboeken te
begrijpen. Ze leren voorspellen hoe het verhaal kan lopen. Ze leren dat er een hoofdpersoon
is (vaak) en dat er vaak een probleem zich voordoet. Ze kunnen het verhaal naspelen of
navertellen.
3. Functies van geschreven taal: kinderen leren dat geschreven taalproducten zoals briefjes,
boeken en tijdschriften een communicatief doel hebben. Ze herkennen bijvoorbeeld
symbolen. Ze kennen het onderscheid tussen lezen en schrijven.