{ OVEREENKOMSTENRECHT PERIODE B }
- Leerdoelen -
Week 1: H1, H2 & H9
1. De student begrijpt de gelaagde structuur van het BW.
- Het burgerlijk wetboek is opgebouwd uit boeken. In boek 1 is personen- en familierecht te
vinden. In boek 2 staat het rechtspersonenrecht (wanneer is sprake van een vereniging? Wat
voor bevoegdheden heeft een naamloze vennootschap?). In boek 3 staat het vermogensrecht.
In boek 4 staat het erfrecht. In boek 5 staan zakelijke rechten. In boek 6 staat het
verbintenissenrecht. Boek 7 gaat over bijzondere overeenkomsten (specifieke
overeenkomsten), en boek 7A is een vervolg hier op. Boek 8 gaat over verkeersmiddelen en
vervoer, en boek 10 gaat over internationaal privaatrecht. Boek 9 is er nog niet.
> In deze cursus komen voornamelijk boek 3, 6 en 7 ter sprake.
2. De student herkent de beginselen van het privaatrecht in een casus.
- De beginselen van het privaatrecht zijn:
1. Contractsvrijheid: partijen zijn vrij om overal afspraken te maken, al mag het niet
in strijd zijn met de openbare orde.
2. Pacta sunt servanda: “overeenkomst is overeenkomst”: wat je hebt beloofd moet je
nakomen, en daar kun je dus in beginsel niet onderuit.
3. Vormvrijheid: je kunt contracten of overeenkomsten sluiten op meerdere manieren:
je bent vrij in de vorm daarvan, tenzij de wet hier anders op bepaalt.
4. Redelijkheid en billijkheid: “de vangnet bepaling”.
5. Bijzonder gaat voor algemeen: BW7 gaat voor BW6.
3. De student herkent de begrippen rechtshandeling, feitelijke handeling, bloot
rechtsfeit en verbintenis in een casus.
- Blote rechtsfeiten vereisen geen bewuste menselijke handeling voor rechtsgevolg.
Voorbeelden hiervan zijn 18 worden, geboren worden of ouders worden.
- Een rechtshandeling is gedefinieerd in art. 3:33 BW: een rechtshandeling vereist een op een
rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard.
- Een feitelijke handeling is een menselijke handeling zonder rechtsgevolg waar de wil niet
vereist is; wil doet niet ter zake.
- Een verbintenis is een vermogensrechtelijke relatie tussen twee (of meer) partijen, waarbij
de ene partij verplicht is tot een op geld waardeerbare prestatie waarop de andere partij recht
heeft.
4. De student past de rechtsregels omtrent verbintenissen uit de wet toe in een
casus.
- Leerdoelen -
Week 1: H1, H2 & H9
1. De student begrijpt de gelaagde structuur van het BW.
- Het burgerlijk wetboek is opgebouwd uit boeken. In boek 1 is personen- en familierecht te
vinden. In boek 2 staat het rechtspersonenrecht (wanneer is sprake van een vereniging? Wat
voor bevoegdheden heeft een naamloze vennootschap?). In boek 3 staat het vermogensrecht.
In boek 4 staat het erfrecht. In boek 5 staan zakelijke rechten. In boek 6 staat het
verbintenissenrecht. Boek 7 gaat over bijzondere overeenkomsten (specifieke
overeenkomsten), en boek 7A is een vervolg hier op. Boek 8 gaat over verkeersmiddelen en
vervoer, en boek 10 gaat over internationaal privaatrecht. Boek 9 is er nog niet.
> In deze cursus komen voornamelijk boek 3, 6 en 7 ter sprake.
2. De student herkent de beginselen van het privaatrecht in een casus.
- De beginselen van het privaatrecht zijn:
1. Contractsvrijheid: partijen zijn vrij om overal afspraken te maken, al mag het niet
in strijd zijn met de openbare orde.
2. Pacta sunt servanda: “overeenkomst is overeenkomst”: wat je hebt beloofd moet je
nakomen, en daar kun je dus in beginsel niet onderuit.
3. Vormvrijheid: je kunt contracten of overeenkomsten sluiten op meerdere manieren:
je bent vrij in de vorm daarvan, tenzij de wet hier anders op bepaalt.
4. Redelijkheid en billijkheid: “de vangnet bepaling”.
5. Bijzonder gaat voor algemeen: BW7 gaat voor BW6.
3. De student herkent de begrippen rechtshandeling, feitelijke handeling, bloot
rechtsfeit en verbintenis in een casus.
- Blote rechtsfeiten vereisen geen bewuste menselijke handeling voor rechtsgevolg.
Voorbeelden hiervan zijn 18 worden, geboren worden of ouders worden.
- Een rechtshandeling is gedefinieerd in art. 3:33 BW: een rechtshandeling vereist een op een
rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard.
- Een feitelijke handeling is een menselijke handeling zonder rechtsgevolg waar de wil niet
vereist is; wil doet niet ter zake.
- Een verbintenis is een vermogensrechtelijke relatie tussen twee (of meer) partijen, waarbij
de ene partij verplicht is tot een op geld waardeerbare prestatie waarop de andere partij recht
heeft.
4. De student past de rechtsregels omtrent verbintenissen uit de wet toe in een
casus.