HOOFDSTUK 6 – TECHNISCHE INZICHTEN
1. WAT IS TECHNIEK
4 technische gebieden centraal:
CONSTRUCTIES
= het maken en onderzoeken van structuren.
Structuur = een unieke combinatie van vormen, materialen en verbindingen in relatie
tot een functie
! stevigheid en stabiliteit
Zowel vaste als beweegbare constructies
TRANSPORT
= een bewegingsactiviteit om mensen, materialen en energie van de ene plaats naar de
andere te brengen.
COMMUNICATIE
= vervoeren van informatie
Zender ontvanger
Technische inzichten van belang:
- Bij het maken van een technisch product bepaalt de functie van dit product de
keuze en toepassing van materialen, verbindingen en vormen.
- Bij veel technische producten is er sprake van energieomzettingen.
- Als een voorwerp bewegende onderdelen heeft, wordt er ook gebruik gemaakt van
bewegings – en overbrengingsprincipe om bewegingsenergie naar de plaats te
brengen waar ze nodig is.
- Geautomatiseerde systemen die gebruik maken van sensoren.
PRODUCTIE
= de activiteit waarbij materialen worden omgezet in bruikbare producten.
! proces van het maken staat centraal
, 2. CONSTRUCTIES
2.1.Een stevig huis
Verschillende materialen, verbindingen en vormen
Stevigheidsprincipes (driehoeken, bepaald profiel)
Hoe stevig een constructie is, is afhankelijk van het materiaal waarvan die gemaakt is,
de manier waarop de verschillende onderdelen met elkaar verbonden zijn, en de
vormen die zijn toegepast.
2.2.Materialen
= de stof waarvan een voorwerp gemaakt is
- Natuurlijke materialen: hout, wol, katoen, leer
- Kunstmatige materialen: plastic, beton, glas
2.3.Verbindingen
Materiaalverbinding: wordt los materiaal gebruikt om onderdelen aan elkaar te
bevestigen (permanent)
Vormverbinding: twee onderdelen die op elkaar schroeven (je kan ze losmaken en weer
vast maken)
Voorwerpverbinding: voorwerp gebruiken om iets vast te maken (bv. nietje)
2.4.Vormen
Driehoeken: meest vormvast = sterkste (druk –en trekkrachten)
Vierhoeken: beweeglijk
Bogen: drukkrachten opvangen
Piramides: heel stevig
Profielen: veel minder materiaal, lichter en goedkoper
3. ENERGIEOMZETTINGEN
3.1.Wat is energie
Energie is het vermogen om arbeid te verrichten.
Energie kan niet zomaar ontstaan of verdwijnen.
Elk apparaat heeft een energiebron nodig om te kunnen functioneren.
Apparaten zijn hulpmiddelen om een bepaalde energievorm om te zetten in een andere door
ons gewenste energievorm.
Energie opgeslagen in een brandstof = chemische energie
3.2.Energiebronnen
Zon = energiebron die direct energie levert (warmte en licht)
3.3.Energieomzettingen
1. WAT IS TECHNIEK
4 technische gebieden centraal:
CONSTRUCTIES
= het maken en onderzoeken van structuren.
Structuur = een unieke combinatie van vormen, materialen en verbindingen in relatie
tot een functie
! stevigheid en stabiliteit
Zowel vaste als beweegbare constructies
TRANSPORT
= een bewegingsactiviteit om mensen, materialen en energie van de ene plaats naar de
andere te brengen.
COMMUNICATIE
= vervoeren van informatie
Zender ontvanger
Technische inzichten van belang:
- Bij het maken van een technisch product bepaalt de functie van dit product de
keuze en toepassing van materialen, verbindingen en vormen.
- Bij veel technische producten is er sprake van energieomzettingen.
- Als een voorwerp bewegende onderdelen heeft, wordt er ook gebruik gemaakt van
bewegings – en overbrengingsprincipe om bewegingsenergie naar de plaats te
brengen waar ze nodig is.
- Geautomatiseerde systemen die gebruik maken van sensoren.
PRODUCTIE
= de activiteit waarbij materialen worden omgezet in bruikbare producten.
! proces van het maken staat centraal
, 2. CONSTRUCTIES
2.1.Een stevig huis
Verschillende materialen, verbindingen en vormen
Stevigheidsprincipes (driehoeken, bepaald profiel)
Hoe stevig een constructie is, is afhankelijk van het materiaal waarvan die gemaakt is,
de manier waarop de verschillende onderdelen met elkaar verbonden zijn, en de
vormen die zijn toegepast.
2.2.Materialen
= de stof waarvan een voorwerp gemaakt is
- Natuurlijke materialen: hout, wol, katoen, leer
- Kunstmatige materialen: plastic, beton, glas
2.3.Verbindingen
Materiaalverbinding: wordt los materiaal gebruikt om onderdelen aan elkaar te
bevestigen (permanent)
Vormverbinding: twee onderdelen die op elkaar schroeven (je kan ze losmaken en weer
vast maken)
Voorwerpverbinding: voorwerp gebruiken om iets vast te maken (bv. nietje)
2.4.Vormen
Driehoeken: meest vormvast = sterkste (druk –en trekkrachten)
Vierhoeken: beweeglijk
Bogen: drukkrachten opvangen
Piramides: heel stevig
Profielen: veel minder materiaal, lichter en goedkoper
3. ENERGIEOMZETTINGEN
3.1.Wat is energie
Energie is het vermogen om arbeid te verrichten.
Energie kan niet zomaar ontstaan of verdwijnen.
Elk apparaat heeft een energiebron nodig om te kunnen functioneren.
Apparaten zijn hulpmiddelen om een bepaalde energievorm om te zetten in een andere door
ons gewenste energievorm.
Energie opgeslagen in een brandstof = chemische energie
3.2.Energiebronnen
Zon = energiebron die direct energie levert (warmte en licht)
3.3.Energieomzettingen