Leerdoelen Europees recht
Week 1:
Ontstaansgeschiedenis EU:
- Na de 2e wereldoorlog
- Ontstaan EGKS 1951, inwerkingtreding in 1952 (Benelux, Duitsland, Frankrijk,
Italië)
- Uitbreiding samenwerking in EEG
o Drie pijlers:
Economisch
Juridisch en veiligheid
Politiek en buitenland
- Verdrag van Lissabon ontstaan EU
De Unie heeft als doel de vrede, haar waarden en het welzijn van haar volkeren te
bevorderen, art. 3 VEU.
Loyaliteitsbeginsel, art. 4 lid 3 VEU: de Unie en de lidstaten respecteren en steunen
elkaar bij de vervulling van de taken die uit de Verdragen voortvloeien. De lidstaten
vergemakkelijken de vervulling van de taak van de Unie en onthouden zich van alle
maatregelen die de verwezenlijking van de doelstelling van de Unie in gevaar kunnen
brengen.
Subsidiariteitsbeginsel, art. 5 lid 3 VEU: de Unie treedt op de gebieden die niet onder
haar exclusieve bevoegdheden vallen slechts op als de doelstellingen van het overwogen
optreden niet voldoende door de lidstaten op centraal, regionaal of lokaal niveau
kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen van het
overwogen optreden beter door de Unie kunnen worden bereikt.
Attributiebeginsel, art. 5 lid 1 en 2 VEU: de Unie handelt enkel binnen de grenzen van de
bevoegdheden die haar door de lidstaten in de Verdragen zijn toebedeeld om de daarin
bepaalde doelstellingen te verwezenlijken. Bevoegdheden die in de Verdragen niet aan
de Unie zijn toebedeeld, behoren toe aan de lidstaten.
Evenredigheidsbeginsel, art. 5 lid 4 VEU: de inhoud en de vorm van het optreden van de
Unie mogen niet verder gaan dan wat nodig is om de doelstelling van de Verdragen te
verwezenlijken.
Staatssoevereiniteit: de staat heeft het laatste woord en het hoogste gezag over zijn
samenleving en economie, uitgeoefend met politieke, juridische, financiële en fysieke
middelen. De staat is niet gebonden aan organisaties of andere landen en hoeft hier ook
geen verantwoording aan af te leggen. De soevereiniteit kan een staat vrijwillig
beperken.
Intergouvernementeel: binnen een internationale organisatie worden besluiten
genomen door de staten en niet door een instelling die boeven de lidstaten staat.
Supranationaal: een orgaan van een internationale organisatie kan besluiten nemen
tegen de wil van de lidstaten zonder toestemming van de lidstaten. Staten hebben dan
een deel van hun soevereiniteit aan de internationale organisatie overgedragen.
Week 1:
Ontstaansgeschiedenis EU:
- Na de 2e wereldoorlog
- Ontstaan EGKS 1951, inwerkingtreding in 1952 (Benelux, Duitsland, Frankrijk,
Italië)
- Uitbreiding samenwerking in EEG
o Drie pijlers:
Economisch
Juridisch en veiligheid
Politiek en buitenland
- Verdrag van Lissabon ontstaan EU
De Unie heeft als doel de vrede, haar waarden en het welzijn van haar volkeren te
bevorderen, art. 3 VEU.
Loyaliteitsbeginsel, art. 4 lid 3 VEU: de Unie en de lidstaten respecteren en steunen
elkaar bij de vervulling van de taken die uit de Verdragen voortvloeien. De lidstaten
vergemakkelijken de vervulling van de taak van de Unie en onthouden zich van alle
maatregelen die de verwezenlijking van de doelstelling van de Unie in gevaar kunnen
brengen.
Subsidiariteitsbeginsel, art. 5 lid 3 VEU: de Unie treedt op de gebieden die niet onder
haar exclusieve bevoegdheden vallen slechts op als de doelstellingen van het overwogen
optreden niet voldoende door de lidstaten op centraal, regionaal of lokaal niveau
kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen van het
overwogen optreden beter door de Unie kunnen worden bereikt.
Attributiebeginsel, art. 5 lid 1 en 2 VEU: de Unie handelt enkel binnen de grenzen van de
bevoegdheden die haar door de lidstaten in de Verdragen zijn toebedeeld om de daarin
bepaalde doelstellingen te verwezenlijken. Bevoegdheden die in de Verdragen niet aan
de Unie zijn toebedeeld, behoren toe aan de lidstaten.
Evenredigheidsbeginsel, art. 5 lid 4 VEU: de inhoud en de vorm van het optreden van de
Unie mogen niet verder gaan dan wat nodig is om de doelstelling van de Verdragen te
verwezenlijken.
Staatssoevereiniteit: de staat heeft het laatste woord en het hoogste gezag over zijn
samenleving en economie, uitgeoefend met politieke, juridische, financiële en fysieke
middelen. De staat is niet gebonden aan organisaties of andere landen en hoeft hier ook
geen verantwoording aan af te leggen. De soevereiniteit kan een staat vrijwillig
beperken.
Intergouvernementeel: binnen een internationale organisatie worden besluiten
genomen door de staten en niet door een instelling die boeven de lidstaten staat.
Supranationaal: een orgaan van een internationale organisatie kan besluiten nemen
tegen de wil van de lidstaten zonder toestemming van de lidstaten. Staten hebben dan
een deel van hun soevereiniteit aan de internationale organisatie overgedragen.