P4 – Bedrijfseconomie
Cashflow = periodewinst – afschrijvingen + restwaarde
= netto ontvangsten = ontvangsten – uitgaven
GBR = gemiddeld boekhoudkundige rentabiliteit
GBR = gemiddelde winst / gemiddeld geïnvesteerd vermogen
Terugverdienperiode = periode waarin het investeringsbedrag is terugontvangen uit de cashflows
Interne rentabiliteit = Cashflow jr 1 + Cashflow jr 2 – investeringen = 0
1 2
(1 + i) (1 + i)
GBR TVP NCW IR
Meet rentabiliteit Ja Nee Nee Ja
Houdt rekening met Nee Beperkt Ja Ja
tijdvoorkeur
Geschikt voor beoordeling Ja Nee Ja Ja
acceptatie project
Geschikt voor selectie tussen Ja Beperkt Ja Ja
projecten
Gemiddeld geïnvesteerd vermogen = investeringen aan het begin + restwaarde aan het eind / 2
NCW = – investeringsbedrag – Cashflow jr 1 + Cashflow jr 2
_________
1,08 bij vermogenskostenvoet van 8% 1 (1,….)
1 2
(1,….)
Vermogenskostenvoet = rentepercentage waartegen je bedrag leent = discontineringsvoet
NCW = Netto contante waarde
• Contante waarde van alle cashflows
• NCW > 0 project aanvaardbaar
NCW berekenen
1. Bereken vermogenskostenvoet (vkv)
2. Bereken inkomsten en uitgaven per jaar
3. Kasstroom jaar 1 = inkomsten jaar 1 – uitgaven jaar 1
Kasstroom jaar n = inkomsten jaar n – uitgaven jaar n
4. Maak van elk jaar de kasstroom contant
Contante waarde kasstroom jaar 1 = kasstroom jaar 1 / (1+vkv)1
Contante waarde kasstroom jaar n = kasstroom jaar n / (1+vkv)n
5. Tel de contante waarde van alle kasstromen bij elkaar op
6. Netto contante waarde = - investeringsbedrag + uitkomst (5)
Gevolgen van debiteuren:
- Extra vermogensbehoefte
- Kosten van administratie en incasso
- Risico van wanbetaling
Gemiddeld debiteurensaldo = omzet per tijdseenheid x krediettermijn in tijdseenheid x percentage
op krediet (met bepaalde krediettermijn)
hoe lager hoe beter
1
Cashflow = periodewinst – afschrijvingen + restwaarde
= netto ontvangsten = ontvangsten – uitgaven
GBR = gemiddeld boekhoudkundige rentabiliteit
GBR = gemiddelde winst / gemiddeld geïnvesteerd vermogen
Terugverdienperiode = periode waarin het investeringsbedrag is terugontvangen uit de cashflows
Interne rentabiliteit = Cashflow jr 1 + Cashflow jr 2 – investeringen = 0
1 2
(1 + i) (1 + i)
GBR TVP NCW IR
Meet rentabiliteit Ja Nee Nee Ja
Houdt rekening met Nee Beperkt Ja Ja
tijdvoorkeur
Geschikt voor beoordeling Ja Nee Ja Ja
acceptatie project
Geschikt voor selectie tussen Ja Beperkt Ja Ja
projecten
Gemiddeld geïnvesteerd vermogen = investeringen aan het begin + restwaarde aan het eind / 2
NCW = – investeringsbedrag – Cashflow jr 1 + Cashflow jr 2
_________
1,08 bij vermogenskostenvoet van 8% 1 (1,….)
1 2
(1,….)
Vermogenskostenvoet = rentepercentage waartegen je bedrag leent = discontineringsvoet
NCW = Netto contante waarde
• Contante waarde van alle cashflows
• NCW > 0 project aanvaardbaar
NCW berekenen
1. Bereken vermogenskostenvoet (vkv)
2. Bereken inkomsten en uitgaven per jaar
3. Kasstroom jaar 1 = inkomsten jaar 1 – uitgaven jaar 1
Kasstroom jaar n = inkomsten jaar n – uitgaven jaar n
4. Maak van elk jaar de kasstroom contant
Contante waarde kasstroom jaar 1 = kasstroom jaar 1 / (1+vkv)1
Contante waarde kasstroom jaar n = kasstroom jaar n / (1+vkv)n
5. Tel de contante waarde van alle kasstromen bij elkaar op
6. Netto contante waarde = - investeringsbedrag + uitkomst (5)
Gevolgen van debiteuren:
- Extra vermogensbehoefte
- Kosten van administratie en incasso
- Risico van wanbetaling
Gemiddeld debiteurensaldo = omzet per tijdseenheid x krediettermijn in tijdseenheid x percentage
op krediet (met bepaalde krediettermijn)
hoe lager hoe beter
1