Kinderen en media: theorie, onderzoek en toepassingen
Prof: Anneleen Meeus
1
, 1. Mediagebruik bij kinderen en adolescenten: een ontwikkelingsperspectief
Mediagebruik van kinderen en jongeren vandaag
Tendensen vinnen medialandschap
1) sterke toename in aanbod technologie: tv, smartphones, tablets, netflix…
minder onderscheid tssn traditionele en nieuwe media
concentratie op ownership: eenzelfde media-inhoud w via versch kanalen tot bij de consument
gebracht
2) kinderen als doelpubliek er w op kinderen gefocust als een actief doelpubliek, kinderen worden
echt als consumenten te zien
3) digitalisering biedt intense media-ervaringen: nieuwe media zijn interactiever, maken dat
kinderen echt deelnemen aan het zoeken naar informatie, actie en storytelling
Publiek discours tav media en kinderen: veelal negatief
angst voor blootstelling aan seksuele, gewelddadige inhouden + bezorgdheid om impact op
cognitieve en sociale ontwikkeling
Uit onderzoek blijkt:
· Het persoonlijke bezig stijgt bij kinderen
· Mobiele communicatie is heel prominent geworden
o Gsm is toegangspoort tot de wereld geworden
o Weinig restricties
· Sociale media erg populair ook bij jongere kinderen
· Schermtijd enorm hoog
· Weinig restrictie door ouders
Kinderen als mediaconsumenten: een aparte doelgroep
Kinderen VS volwassenen
· Third person effect bij volwassenen
= perceptie dat anderen kwetsbaarder zijn voor invloed media
effect neemt toe als andere jonger is
o 2 visies:
- Kinderen zijn naïef en kwetsbaar en hebben dus bescherming nodig van volwassenen
(=morele paniek)
- Kinderen zijn in toenemende mate gesofisticeerd, matuur en hebben kennis van media: ze
hebben agency nuancering
· Door snelle verandering kunnen ouders moeilijker digitale leefwereld van kinderen inschatten
- verschil in technologische expertise
- portentiele risico’s
- gevolgen voor ouderlijke begeleiding
2
,3 verschillen tussen kinderen en volwassenen:
· Kinderen hebben een beperktere achtergrondkennis dan volwassenen
- zowel mediaboodschap als waarachtigheid van de mediaboodschap zijn moeilijker in te schatten
- kinderen zijn niet zo kritisch + begrijpen commerciële motieven meestal niet
· Kinderen zijn leergierig maar niet alle boodschappen in media zijn goed
- kinderen leren van media => zowel neg als pos gevolgen
--> leereffecten treden ook op bij volwassenen
- kan attituden, gedrag van kinderen veranderen
- social cognitive theory (Bandura): kinderen leren sneller gedrag aan wanneer iets positief
beoordeeld w
· Kinderen hebben minder ervaring met media dan volwassenen
in conventies binnen medium, productiecontext, genre
MAAR: child effect: kinderen kunnen hun ouders ook socialiseren, vooral bij nieuwe technologieën
Kinderen als een heterogene groep
kinderen verschillen van volwassenen, maar je kan niet alle kinderen als 1 groep beschouwen
1. leeftijd: cognitieve ontwikkeling verschilt per leeftijd
· Sensomotorische fase (0-2 jaar)
o Motoriek ontwikkelen: voelen, proeven…
o Vanaf 1 maand oud kunnen ze onderscheid maken tussen kleuren
o Object-permanentie is belangrijk in deze fase (= voor kind blijft object bestaan ook al is
deze niet binnen het gezichtsveld)
· Pre-operationele fase (2-7 jaar)
o Leren spreken + motoriek verfijnen
o Ontwikkelen een egocentrisme + het ik
o Ontwikkelen symbolisch tekenen (doen alsof)
o Rond 2 jaar beginnen ze verhaallijnen te volgen
· Concreet operationele fase (7-12 jaar)
o Kunnen verbanden zien, maar nog nood aan concreet materiaal
o Leren ordenen, tellen en rekenen
o Ontwikkelen figuratief denken
· Formeel operationele fase (+12 jaar)
o Ruimtelijk en abstract denken w ontwikkeld
o Logisch denken, conclusies trekken en hypothetisch redeneren
o Creëren autonomie
2. Persoonlijkheidskenmerken: mensen verschillen individueel
· Extravert/introvert, prosociaal gedrag, reguleren van emoties, mate van sensation seeking
3
, 3. Mediagebruik ook heel geslachtsgebonden
andere keuze uit programma’s, muziek, games…
genderverschillen ook cultureel ingebed door socialisatie wat ‘hoort’ voor jongens of meisjes
Kinderen VS adolescenten
- adolescenten: +-12 jaar
vaak negatieve connotatie: ‘strom and stress’ periode met veel stress en drama + toename
onafhankelijkheid en zelfbewustzijn
- Verschillen tussen kinderen en adolescenten uiten zich ook vaak in het mediagebruik dat verandert.
De hersenen blijven groeien; meer abstract denken en empathie graduele verandering
1. identiteitsontwikkeling
ontwikkeling volwassen identiteit
belang van zelfexpressie neemt toe (ook online)
experimenteren met verschillende identiteiten 50% van 9-18 jarige heeft andere identiteit
online
2. sterke onafhankelijkheid
· mogen zich meer buitenshuis zonder ouders begeven
· ook thuis steeds meer afscheiden (bedroom culture)
3. risk behaviour
· vb: roken, alcohol, onveilige seks
· verklaringen hiervoor:
o hersenen zijn nog niet volgroeid => hebben nog geen natuurlijke rem
o adolescent egocentrism: zijn zo met zichzelf bezig dat ze zich als centrum vd wereld zien
denken ook dat anderen hun zo percipiëren
4. belang van peers
· pos invloed: sociale steun, bron zelfvertrouwen
· neg invloed: risicogedrag, antisociale groepsdruk
goede band met ouders dient hier als buffer
5. puberteit
· hormonale veranderingen + seksuele ontwikkeling
· media als bron van informatie
4
Prof: Anneleen Meeus
1
, 1. Mediagebruik bij kinderen en adolescenten: een ontwikkelingsperspectief
Mediagebruik van kinderen en jongeren vandaag
Tendensen vinnen medialandschap
1) sterke toename in aanbod technologie: tv, smartphones, tablets, netflix…
minder onderscheid tssn traditionele en nieuwe media
concentratie op ownership: eenzelfde media-inhoud w via versch kanalen tot bij de consument
gebracht
2) kinderen als doelpubliek er w op kinderen gefocust als een actief doelpubliek, kinderen worden
echt als consumenten te zien
3) digitalisering biedt intense media-ervaringen: nieuwe media zijn interactiever, maken dat
kinderen echt deelnemen aan het zoeken naar informatie, actie en storytelling
Publiek discours tav media en kinderen: veelal negatief
angst voor blootstelling aan seksuele, gewelddadige inhouden + bezorgdheid om impact op
cognitieve en sociale ontwikkeling
Uit onderzoek blijkt:
· Het persoonlijke bezig stijgt bij kinderen
· Mobiele communicatie is heel prominent geworden
o Gsm is toegangspoort tot de wereld geworden
o Weinig restricties
· Sociale media erg populair ook bij jongere kinderen
· Schermtijd enorm hoog
· Weinig restrictie door ouders
Kinderen als mediaconsumenten: een aparte doelgroep
Kinderen VS volwassenen
· Third person effect bij volwassenen
= perceptie dat anderen kwetsbaarder zijn voor invloed media
effect neemt toe als andere jonger is
o 2 visies:
- Kinderen zijn naïef en kwetsbaar en hebben dus bescherming nodig van volwassenen
(=morele paniek)
- Kinderen zijn in toenemende mate gesofisticeerd, matuur en hebben kennis van media: ze
hebben agency nuancering
· Door snelle verandering kunnen ouders moeilijker digitale leefwereld van kinderen inschatten
- verschil in technologische expertise
- portentiele risico’s
- gevolgen voor ouderlijke begeleiding
2
,3 verschillen tussen kinderen en volwassenen:
· Kinderen hebben een beperktere achtergrondkennis dan volwassenen
- zowel mediaboodschap als waarachtigheid van de mediaboodschap zijn moeilijker in te schatten
- kinderen zijn niet zo kritisch + begrijpen commerciële motieven meestal niet
· Kinderen zijn leergierig maar niet alle boodschappen in media zijn goed
- kinderen leren van media => zowel neg als pos gevolgen
--> leereffecten treden ook op bij volwassenen
- kan attituden, gedrag van kinderen veranderen
- social cognitive theory (Bandura): kinderen leren sneller gedrag aan wanneer iets positief
beoordeeld w
· Kinderen hebben minder ervaring met media dan volwassenen
in conventies binnen medium, productiecontext, genre
MAAR: child effect: kinderen kunnen hun ouders ook socialiseren, vooral bij nieuwe technologieën
Kinderen als een heterogene groep
kinderen verschillen van volwassenen, maar je kan niet alle kinderen als 1 groep beschouwen
1. leeftijd: cognitieve ontwikkeling verschilt per leeftijd
· Sensomotorische fase (0-2 jaar)
o Motoriek ontwikkelen: voelen, proeven…
o Vanaf 1 maand oud kunnen ze onderscheid maken tussen kleuren
o Object-permanentie is belangrijk in deze fase (= voor kind blijft object bestaan ook al is
deze niet binnen het gezichtsveld)
· Pre-operationele fase (2-7 jaar)
o Leren spreken + motoriek verfijnen
o Ontwikkelen een egocentrisme + het ik
o Ontwikkelen symbolisch tekenen (doen alsof)
o Rond 2 jaar beginnen ze verhaallijnen te volgen
· Concreet operationele fase (7-12 jaar)
o Kunnen verbanden zien, maar nog nood aan concreet materiaal
o Leren ordenen, tellen en rekenen
o Ontwikkelen figuratief denken
· Formeel operationele fase (+12 jaar)
o Ruimtelijk en abstract denken w ontwikkeld
o Logisch denken, conclusies trekken en hypothetisch redeneren
o Creëren autonomie
2. Persoonlijkheidskenmerken: mensen verschillen individueel
· Extravert/introvert, prosociaal gedrag, reguleren van emoties, mate van sensation seeking
3
, 3. Mediagebruik ook heel geslachtsgebonden
andere keuze uit programma’s, muziek, games…
genderverschillen ook cultureel ingebed door socialisatie wat ‘hoort’ voor jongens of meisjes
Kinderen VS adolescenten
- adolescenten: +-12 jaar
vaak negatieve connotatie: ‘strom and stress’ periode met veel stress en drama + toename
onafhankelijkheid en zelfbewustzijn
- Verschillen tussen kinderen en adolescenten uiten zich ook vaak in het mediagebruik dat verandert.
De hersenen blijven groeien; meer abstract denken en empathie graduele verandering
1. identiteitsontwikkeling
ontwikkeling volwassen identiteit
belang van zelfexpressie neemt toe (ook online)
experimenteren met verschillende identiteiten 50% van 9-18 jarige heeft andere identiteit
online
2. sterke onafhankelijkheid
· mogen zich meer buitenshuis zonder ouders begeven
· ook thuis steeds meer afscheiden (bedroom culture)
3. risk behaviour
· vb: roken, alcohol, onveilige seks
· verklaringen hiervoor:
o hersenen zijn nog niet volgroeid => hebben nog geen natuurlijke rem
o adolescent egocentrism: zijn zo met zichzelf bezig dat ze zich als centrum vd wereld zien
denken ook dat anderen hun zo percipiëren
4. belang van peers
· pos invloed: sociale steun, bron zelfvertrouwen
· neg invloed: risicogedrag, antisociale groepsdruk
goede band met ouders dient hier als buffer
5. puberteit
· hormonale veranderingen + seksuele ontwikkeling
· media als bron van informatie
4