MTS1 Tentamen #4 Vragen & Antwoorden
Opgave 1.
533 proefpersonen worden onder hypnose gebracht.
Personen met een score hoger dan 12 zijn zeer makkelijk te hypnotiseren.
De scores zijn normaal verdeeld met gemiddelde µ=7 en σ=2,3.
Hoeveel proefpersonen zijn zeer toegankelijk voor hypnose.
a. Ongeveer 8 proefpersonen.
b. Ongeveer 15 proefpersonen.
c. Ongeveer 23 proefpersonen.
d. Ongeveer 533 proefpersonen.
Opgave 2.
700 studenten doen examen met 16 vragen.
Vraag is goed of fout.
Berekend wordt het gemiddeld aantal goede vragen.
Welke verdeling is bij benadering normaal?
a. De verdeling van de scores per vraag.
b. De verdeling van het gemiddelde aantal goede vragen.
c. Allebei.
d. Geen van beide.
Opgave 3.
Bij 500 proefpersonen wordt de culturele kennis bepaald.
gemiddelde= 8,36 en variantie= 2,07
Van de 500 proefpersonen hebben 408 een lagere score dan Henk.
Bereken de ruwe score van de culturele kennis van Henk.
a. 6,50
b. 9,28
c. 9,46
d. 9,68
Opgave 4.
Bij 1232 proefpersonen wordt een persoonlijkheidstest afgenomen.
De verdeling is linksscheef.
µ=10 en σ=2
I. De meeste proefpersonen hebben een score groter dan 10.
II. De percentielwaarden kan je berekenen met tabel B.1.
a. I is waar en II is waar.
b. I is waar en II is niet waar.
c. I is niet waar en II is waar.
d. I is niet waar en II is niet waar.
Opgave 5.
Stanines zijn scores van 1 tot 9 die worden toegekend aan de gevonden
uitkomsten om die makkelijker te kunnen interpreteren.
De middelste 20% van de uitkomsten krijgt een Stanine=5.
Als µ=100 en σ=15, welke scores krijgen dan een Stanine=5.
a. 96,25-103,75
b. 92,5 -107,5
c. 90 -110
d. 85 -115
Opgave 1.
533 proefpersonen worden onder hypnose gebracht.
Personen met een score hoger dan 12 zijn zeer makkelijk te hypnotiseren.
De scores zijn normaal verdeeld met gemiddelde µ=7 en σ=2,3.
Hoeveel proefpersonen zijn zeer toegankelijk voor hypnose.
a. Ongeveer 8 proefpersonen.
b. Ongeveer 15 proefpersonen.
c. Ongeveer 23 proefpersonen.
d. Ongeveer 533 proefpersonen.
Opgave 2.
700 studenten doen examen met 16 vragen.
Vraag is goed of fout.
Berekend wordt het gemiddeld aantal goede vragen.
Welke verdeling is bij benadering normaal?
a. De verdeling van de scores per vraag.
b. De verdeling van het gemiddelde aantal goede vragen.
c. Allebei.
d. Geen van beide.
Opgave 3.
Bij 500 proefpersonen wordt de culturele kennis bepaald.
gemiddelde= 8,36 en variantie= 2,07
Van de 500 proefpersonen hebben 408 een lagere score dan Henk.
Bereken de ruwe score van de culturele kennis van Henk.
a. 6,50
b. 9,28
c. 9,46
d. 9,68
Opgave 4.
Bij 1232 proefpersonen wordt een persoonlijkheidstest afgenomen.
De verdeling is linksscheef.
µ=10 en σ=2
I. De meeste proefpersonen hebben een score groter dan 10.
II. De percentielwaarden kan je berekenen met tabel B.1.
a. I is waar en II is waar.
b. I is waar en II is niet waar.
c. I is niet waar en II is waar.
d. I is niet waar en II is niet waar.
Opgave 5.
Stanines zijn scores van 1 tot 9 die worden toegekend aan de gevonden
uitkomsten om die makkelijker te kunnen interpreteren.
De middelste 20% van de uitkomsten krijgt een Stanine=5.
Als µ=100 en σ=15, welke scores krijgen dan een Stanine=5.
a. 96,25-103,75
b. 92,5 -107,5
c. 90 -110
d. 85 -115