rl an d s
Nede id rdi ghe Kim
Taa lva a Bruijs
, Inhoud
VWO 4 VWO 5-1 VWO 5-2/6
- Werkwoorden - Dat/wat - Dat/als-constructie
- Hoofdletters - Wie/waar - Foutieve beknopte
- Leestekens - Hen/hun bijzin
- Meervouden - Dubbelop
- Sommige/sommigen - Foutieve
- Samenstellingen samentrekking
- Verwijswoorden - Incongruentie
, Werkwoorden
Persoonsvorm
Iedere zin heeft minstens één persoonsvorm (PV), deze heeft een functie:
- Enkelvoud of meervoud van de zin
- Tijdsbepaling
- 1e, 2e of 3e persoon
Je vind de persoonsvorm door een zin van tijd te veranderen, of door deze als
vraag te formuleren.
, Werkwoorden
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Enkelvoud:
Algemene regel: Stam+T.
Als ik, jij of je, achter de persoonsvorm staat komt er géén T achter de
persoonsvorm.
- Ik loop, loop jij?
- Hij loopt, jij loopt
Meervoud:
Bij meervoud gebruik je altijd het hele werkwoord.
- Wij beloven