Unité 4 : Le marketing
Le marché
een markt; un marché
de markt onderzoeken; analyser, explorer le marché
een markt veroveren; conquérir un marché (se conjugue comme acquérir : il conquiert, nous
conquérons, ils conquièrent, je conquerrai, j’ai conquis...)
een gat in de markt; un créneau
een groeimarkt; un marché porteur, un marché en croissance
een verzadigde markt; un marché saturé
een cashcow; une vache à lait
een marktonderzoek; une étude de marché
een afzetmarkt; un débouché (m.)
een marktaandeel; une part de marché
de wet van vraag en aanbod; la loi de l'offre et de la demande
de 4 P's; les 4 P: produit, prix, promotion et point de vente
La consommation
de consumptie; la consommation
de massaconsumptie; la consommation de masse
de consumptiegoederen; les biens (m.) de consommation
verbruiken, consumeren; consommer
de consument, de verbruiker; le consommateur, la consommatrice
de behoeften van de consument; les besoins (m.) du consommateur
de behoeften van de consumenten bevredigen; satisfaire les besoins des consommateurs
het koopgedrag; le comportement d'achat
de koopkracht; le pouvoir d'achat
, Le produit
een product; un produit
een dienst; un service
een artikel; un article
de koopwaar; la marchandise
bulkgoederen; les marchandises en vrac
bederfbare goederen; les marchandises périssables
voedingswaren; les denrées alimentaires (f.)
voorverpakte voedingswaren; les denrées alimentaires préemballées
een verpakking; un emballage, un conditionnement
de garantie; une garantie
een garantie op (wissel)stukken en uurloon; une garantie pièces et main d'œuvre
la marque
een merk; une marque
een logo; un logo
een imago; une image de marque
zijn imago verbeteren; améliorer son image de marque
een productengamma; une gamme de produits
de topklasse; le haut de gamme
de lowbudgetklasse; le bas de gamme
topklasseproducten; des produits haut de gamme
lowbudgetproducten; des produits bas de gamme
een uithangbord / een winkelketen; une enseigne (p.ex.Carrefour, lkea...)
Le marché
een markt; un marché
de markt onderzoeken; analyser, explorer le marché
een markt veroveren; conquérir un marché (se conjugue comme acquérir : il conquiert, nous
conquérons, ils conquièrent, je conquerrai, j’ai conquis...)
een gat in de markt; un créneau
een groeimarkt; un marché porteur, un marché en croissance
een verzadigde markt; un marché saturé
een cashcow; une vache à lait
een marktonderzoek; une étude de marché
een afzetmarkt; un débouché (m.)
een marktaandeel; une part de marché
de wet van vraag en aanbod; la loi de l'offre et de la demande
de 4 P's; les 4 P: produit, prix, promotion et point de vente
La consommation
de consumptie; la consommation
de massaconsumptie; la consommation de masse
de consumptiegoederen; les biens (m.) de consommation
verbruiken, consumeren; consommer
de consument, de verbruiker; le consommateur, la consommatrice
de behoeften van de consument; les besoins (m.) du consommateur
de behoeften van de consumenten bevredigen; satisfaire les besoins des consommateurs
het koopgedrag; le comportement d'achat
de koopkracht; le pouvoir d'achat
, Le produit
een product; un produit
een dienst; un service
een artikel; un article
de koopwaar; la marchandise
bulkgoederen; les marchandises en vrac
bederfbare goederen; les marchandises périssables
voedingswaren; les denrées alimentaires (f.)
voorverpakte voedingswaren; les denrées alimentaires préemballées
een verpakking; un emballage, un conditionnement
de garantie; une garantie
een garantie op (wissel)stukken en uurloon; une garantie pièces et main d'œuvre
la marque
een merk; une marque
een logo; un logo
een imago; une image de marque
zijn imago verbeteren; améliorer son image de marque
een productengamma; une gamme de produits
de topklasse; le haut de gamme
de lowbudgetklasse; le bas de gamme
topklasseproducten; des produits haut de gamme
lowbudgetproducten; des produits bas de gamme
een uithangbord / een winkelketen; une enseigne (p.ex.Carrefour, lkea...)