11.1 Basen in water
Reacties van zure oplossingen met metalen
Een reactie waar een elektronenoverdracht plaatsvindt heet een redoxreactie. Hier zijn dus
deeltjes die veranderen van lading. Bij dit soort reactie schrijf je niet H 3O+, maar H+.
Voorbeeld:
Mg (s) + 2 H+ (aq) Mg2+ (aq) + H2 (g)
Redoxreacties
Bij redoxreacties kijk je eerst naar het deeltje dat de elektronen opneemt, we nemen
hiervoor een Cu2+-ion. Hiervoor stel je de volgende vergelijking op:
Cu2+ Cu (s)
Je maakt de ladingsbalans van de reactie kloppend door elektronen toe te voegen. Hiervoor
gebruik je het symbool e-:
Cu2+ + 2 e- Cu (s)
Deze vergelijking heet een halfreactie. Het deeltje dat de elektronen opneemt heet de
oxidator. In dit geval is de oxidator het Cu2+-ion.
Daarna kijk je naar het deeltje dat de elektronen afstaat, in dit geval zijn dat Zn-atomen:
Zn (s) Zn2+ + 2 e-
De Zn-atomen staan elektronen af dit noem je een reductor.
De twee halfreacties tel je op waardoor je de totaalreactie krijgt:
In een totaalreactie mogen geen elektronen meer aanwezig zijn.
Het herkennnen van redoxreacties
Soms lijkt het alsof er een redox reactie plaatsvindt maar is hier geen spraken van:
NaCl (s) Na+ (aq) + Cl- (aq)
Dit is geen redoxreactie, maar een hydratatie. NaCl is een zout bestaande uit Na + en Cl-, maar
omdat ze voor de pijl samen een zout vormen en de ladingen elkaar dus neutraal maken is er
geen lading zichtbaar.
Soms lijkt het alsof er geen redoxreactie aanwezig is terwijl dit wel het geval is:
2 Na (s) Cl2 (g) 2 NaCl (s)
voor de pijl zijn 2 Na en Cl2 neutraal en na de pijl ontstaan Na+ en Cl-, deze vormen
vervolgens een zout. De half reacties laten dit goed zien: