HOOFDSTUK 1: Het examen
1. Schriftelijk
Geen mondeling (= open vragen) want:
Te grote groep
Iedereen krijgt ≠ vragen moeilijk om getal op te plakken
verdient student punt?, Wat is een betrouwbaar verschil/punt?
uiterlijk zou keuze niet mogen beïnvloeden (voordeel/nadeel)
1.1 Primacy effect
Proefpersonen krijgen foto onbekende + zijn eigenschappen
vriendelijk, gierig, zwijgzaam, behulpzaam, opvliegend (positief negatief)
hoe graag wil je met deze pers vriendschap sluiten op schaal 1-7?
Proefpersonen krijgen opnieuw foto onbekende + zijn eigenschappen
opvliegend, behulpzaam, zwijgzaam, gierig, vriendelijk (negatief positief)
Conclusie: eerste informatie weegt zwaarder door
Begin eerst met vragen die je het best kan beantwoorden
Als men bewust is van dit effect: primacy effect → recency effect
1.2 Recency effect
Conclusie: proefpersonen hechten nu meer belang aan laatste eigenschappen
na kennis van beide effecten zijn de mensen in de war
moeilijke beoordeling op mondeling examen
2. Meerkeuze met multiple choice
40 vragen met 4 antwoorden (1 juist + 3 afleiders)
“Correctie voor raden” bestraffing foutief antwoord Vb: liever dokter die niet weet dan foute diagnose
Rationale redenering:
- je kent het antwoord: 1*1 + 0*(-1/3) = 1
- je kan 2 alternatieven uitschakelen: (1/2)*1 + (1/2)*(-1/3) = 1/3
- je kan 1 alternatief uitschakelen: (1/3)*1 + (2/3)*(-1/3) = 1/9
- je kan 0 alternatieven uitschakelen: (1/4)*1 + (3/4)*(-1/3) = 0
3. Cesuurbepaling
𝑥 𝑦
→ 20 ?
40
Niet volgens “schoolmeestermethode” (: 2) examens altijd dezelfde moeilijkheidsgraad?
Volgens “methode De Groot” (soms examen te moeilijk = minder dan 20/40 om erdoor te zijn)
- Vooraf: 10-tal cesuurvragen (= peilt naar essentiële zaken: niet te moeilijk/makkelijk)
- Na examen: P-waarde (moeilijkheidsgraad) bepalen van cesuurvragen
= proportie correcte antwoorden
- Daarna: gemiddelde P-waarde berekenen percentage dat verdient te slagen
cesuur berekenen op basis cumulatieve verdeling = punt dat je moet halen om te slagen
1
, HOOFDSTUK 2: A beginning
= waarover gaat psychologie? Hoe verrichten psychologen onderzoek? …
1. Wat is psychologie?
Psychologie als wetenschappelijke discipline = vaak verkeerd ingeschat (op tv, in tijdschriften…)
verschil dagelijkse psychologie + wetensch verantwoorde kennis ivm psychologie
Vb: vragen op wetenschappelijk vlak:
- Vele dingen die we meemaken worden niet bewaard ih geheugen = JUIST
- Intelligentie is aangeboren = FOUT
Definitie psychologie ≠ eenduidig meerdere definities:
- Wetenschappelijke studie vd mentale processen (geest) + gedrag (processen ≠ gedrag)
- Empirische studie vh gedrag + de mentale processen
Psychologie = heel breed domein 48 divisies (APA = belangrijkste vereniging psychologen)
Vb divisies = verslavingen, psychotherapie…
Ook andere wetenschappen bestuderen gedrag (vb: economie) gebruiken ≠ methodes
Psychologie betwist ongefundeerde uitspraken van pseudowetenschappelijke aard
Vb: telepathie, horoscopen… (nog geen bewijs dat “extra sensory perception” bestaat)
2. Freud en psychologie
2.1 Het Freudprobleem
Freud ≠ echte psycholoog maar dokter (psychiater)
- < 10% vd APA-leden steunen ideeën van Freud (psychoanalyse)
- Nog minder steunen ideeën van Jung
Freuds methode van onderzoek ≠ representatief voor geldige onderzoeksmethoden Freud
associatie psychologie-psychoanalyse = het Freudprobleem
Nobelprijswinnaars onderzoek psychologie: Skinner, Hubel+Wiesel, Sperry, Simon, Kahneman+Twersky
2.2 Psychologie gezien vanuit beroepsvelden
1) Arbeids- en organisatiepsychologie = psychologie id industriële wereld
Vb: selectie/oriëntatie, ergonomie, communicatiepatronen…
2) School = schoolpsychologen als diagnosticus, couselor, leermoeilijkheden…
3) Klinische setting = als diagnosticus, therapeut bij mensen met psychische problemen
4) Wetenschappelijk onderzoeker = kennis over gedrag + mentale processen inzichten
3. Een beknopt historisch overzicht
3.1 Wortels vd wetenschappelijke psychologie
Wortel in 2 disciplines:
- Fysiologie/neurologie: lichaam
- Filosofie: geest
1) Rationalisme = scheiding lichaam-geest = ratio als enige geldige kennis
2) Empirisme = associationisme = kennis door onbevooroordeelde zintuigen
vooral deze die leidde tot systematisch empirisch onderzoek
2voudig karakter psychologie: geesteswetensch (verklaring) – positief-wetensch (predictie)
2