Endocrien stelsel
1. Inleiding
1.1 Chemische structuur van hormonen
− Derivaten van aminozuren (adrenaline, dopamine, melatonine)
− Peptidehormonen: ketens van aminozuren (ADH, oxytocine, groeihormoon)
− Derivaten van vetten
o Lijken op cholesterol: steroïden (oestrogeen, cortisol)
o Lijken op vetzuren: eicosanoïden (prostaglandines)
1.2 Boodschappermoleculen
− Adequate stimulus → aanmaak door endocriene klieren
− Vrijgegeven in bloed
− Werken op afstand van de klier in op doelwitcellen
− Brengen respons teweeg thv target cells → weerslag op bloedsamenstelling
− Negatieve feedback: respons heft stimulus op
1.3 Functies van hormonen
− Regulering eetlust, spijsvertering
− Regulering stofwisseling
− Katabolisme: bij vasten, chronische stress
− Anabolisme: postprandiaal
− Regulatie membraantransport, uitscheiding
− pH-waarde
− Water, elektrolytenhuishouding
− Groei en maturatie
− Vruchtbaarheid, voortplantingsdrift
− Acute stress respons met zenuwstelsel
1
, 1.4 Hormonen beïnvloeden elkaar
1.4.1 Antagonisme
= Hormonen werken elkaar tegen
Bv: insuline <-> glucagon
1.4.2 Synergisme
= Hormonen versterken elkaars effect
Bv: steroïdhormonen onderling
1.4.3 Permissief
= Hormoon moet aanwezig zijn zodat ander hormoon effect kan hebben
Bv: adrenaline heeft enkel effect op energieverbruik als schildklierhormonen aanwezig zijn
1.4.4 Integratief
= Hormonen hebben verschillende, complementaire effecten
Bv: calcitriol en parathyroïdhormoon -> calciumstofwisseling
2. Pancreas (alvleesklier)
Eilandjes van Langerhans:
− Alfa-cellen: glucagon
o Doet cellen glucose vrijzetten uit glycogeenreserve → omgezet in glucose → glycemie
verhoogt
− Beta-cellen: insuline
o Doet cellen glucose opnemen uit bloed → opslaan als glycogeen → glycemie daalt
2.1 Diabetes mellitus: suikerziekte
HYPERGLYCEMIE: extreem hoge glucose concentraties in bloed (>180mg/dl)
2.1.1 Type 1: insulineafhankelijk
− Te weinig insuline synthese
− Jeugdiabetes
− Behandeling: insuline toedienen
2.1.2 Type 2: niet-insulineafhankelijk
− Insulineresistentie: lichaam is ongevoelig voor insuline
− Ouderdomsdiabetes: > 40j, in combi met obesitas
− Behandeling: , aangepast dieet, medicatie
2
1. Inleiding
1.1 Chemische structuur van hormonen
− Derivaten van aminozuren (adrenaline, dopamine, melatonine)
− Peptidehormonen: ketens van aminozuren (ADH, oxytocine, groeihormoon)
− Derivaten van vetten
o Lijken op cholesterol: steroïden (oestrogeen, cortisol)
o Lijken op vetzuren: eicosanoïden (prostaglandines)
1.2 Boodschappermoleculen
− Adequate stimulus → aanmaak door endocriene klieren
− Vrijgegeven in bloed
− Werken op afstand van de klier in op doelwitcellen
− Brengen respons teweeg thv target cells → weerslag op bloedsamenstelling
− Negatieve feedback: respons heft stimulus op
1.3 Functies van hormonen
− Regulering eetlust, spijsvertering
− Regulering stofwisseling
− Katabolisme: bij vasten, chronische stress
− Anabolisme: postprandiaal
− Regulatie membraantransport, uitscheiding
− pH-waarde
− Water, elektrolytenhuishouding
− Groei en maturatie
− Vruchtbaarheid, voortplantingsdrift
− Acute stress respons met zenuwstelsel
1
, 1.4 Hormonen beïnvloeden elkaar
1.4.1 Antagonisme
= Hormonen werken elkaar tegen
Bv: insuline <-> glucagon
1.4.2 Synergisme
= Hormonen versterken elkaars effect
Bv: steroïdhormonen onderling
1.4.3 Permissief
= Hormoon moet aanwezig zijn zodat ander hormoon effect kan hebben
Bv: adrenaline heeft enkel effect op energieverbruik als schildklierhormonen aanwezig zijn
1.4.4 Integratief
= Hormonen hebben verschillende, complementaire effecten
Bv: calcitriol en parathyroïdhormoon -> calciumstofwisseling
2. Pancreas (alvleesklier)
Eilandjes van Langerhans:
− Alfa-cellen: glucagon
o Doet cellen glucose vrijzetten uit glycogeenreserve → omgezet in glucose → glycemie
verhoogt
− Beta-cellen: insuline
o Doet cellen glucose opnemen uit bloed → opslaan als glycogeen → glycemie daalt
2.1 Diabetes mellitus: suikerziekte
HYPERGLYCEMIE: extreem hoge glucose concentraties in bloed (>180mg/dl)
2.1.1 Type 1: insulineafhankelijk
− Te weinig insuline synthese
− Jeugdiabetes
− Behandeling: insuline toedienen
2.1.2 Type 2: niet-insulineafhankelijk
− Insulineresistentie: lichaam is ongevoelig voor insuline
− Ouderdomsdiabetes: > 40j, in combi met obesitas
− Behandeling: , aangepast dieet, medicatie
2