Hoofdstuk 2 De natuurlijke omgeving: fysische geografie
Europa is geen fysisch-geografisch apart continent; vegetatie loopt gewoon over in elkaar. Toch is
Europa sterk gefragmenteerd, met veel (schier)eilanden en de randzeeën maken allen deel uit van de
Atlantische oceaan. Europa kent een grote natuurlijke en culturele diversiteit, door 3 geofactoren:
- Substraat: complexe geologische/geomorfologische ontwikkeling; verschillende gesteenten
en reliëfvormen
- Klimaat: vooral gematigde klimaatzone; beïnvloed door de (binnen)zeeën
- Mens: lange bevolkingsgeschiedenis; landbouw & verscheidenheid aan cultuurlandschappen
2.1 Geologie en geomorfologie
Deel van Euraziatische Plaat; supercontinent met Oeral als hechtnaad. Veel fysisch-geografische
regio’s (geologische ouderdom, gesteente, reliëf, klimaat etc) Europa regionaliseren:
1. Morphoclimatic regions: nadruk op relatie tussen klimaat en morfogenese
2. Morphostructural regions: nadruk op relatie tussen geologie en morfogenese
Verschillende morfostructurele regios in Europa:
- Sedimentaire laagvlakten
- Erosie- en sedimentaire plateaus
- Continentale schilden
- Oude gebergten
- Jonge pooiingsgebergten
- Vulkanische gebieden
Gebergtezones in Europa lopen van west naar oost.
Kern van Europa in Scandinavië en Rusland = Eo-Europa (oude stollings- en metamorfe gesteenten),
daarna 3 gebertenvormingen (van noord naar zuid geologisch jonger)
1. Paleo-Europa: Botsing oude continenten tegen elkaar; deformatie van gesteenteformaties
en opheffing vaak weer geërodeerd en opgeheven. Atlantische hooglanden (zeer oud)
2. Meso-Europa: Midden-Europese middelgebergten; betrekkelijk jong (stollings- en
metamorfe gesteenten veel ertsen
3. Neo-Europa: Zuid-Europse gebergten (Alpiene fase) hooggebergte, jong; Alpen liggen
centraal
Tussen de hooglanden en de Midden-Europese plateaus liggen laaglanden; 4 bekkens en vlaktes, die
in verbinding staan en fysisch-geografisch kunnen verschillen. Vaak natuurlijke afwateringsbekkens
(delta’s en estuaria). Landschap is ontstaan door ijskappen uit het noorden glaciale afzettingen en
fluvioglaciale reliëfvormen. Door tektonische bewegingen zijn laag- (slenken) en hooggelegen
(horsten) schollen ontstaan. Scheef gestelde gesteentelagen heet cuesta’s (lange heuvelruggen).
Kusten langs de Noordzee zijn nogal vlak, andere erg stijl geomorfologie van het binnenland
2.2 Natuurlijke hulpbronnen: delfstoffen
Natural/environmental resources niet gelijk verdeeld over europa.
- Hernieuwbare (renewable) flow resources (soms potentieel hernieuwbaar verstandig
gebruik; overexploitatie maakt een einde aan hernieuwbaarheid)
- Niet-hernieuwbare (non-renewable) stock resources
Natuurlijke hulpbronnen ingedeeld op economische manier:
Bewezen reserves/onbewezen reserves
Commercieel winbaar/economisch niet lonend
Technisch al mogelijk/gebrek aan techniek, dus nog niet winbaar
Technologische ontwikkeling is belangrijk kan winnen van nieuwe hulpbronnen mogelijk maken