Het skelet en beweging
1. Functie van het skelet bij gewervelden
(figuur 6)
3 belangrijke functies:
1. Ondersteunen van het lichaam
2. Bescherming van inwendige organen
3. Aanhechting voor spieren
1.1. Ondersteuning
Zonder je skelet zou je bezwijken onder je eigen gewicht
Skelet = kapstok waar verschillende delen van ons lichaam aan zijn opgehangen
Waaruit bestaat ons skelet?:
1. Wervelkolom: 33 wervels
🡪 Verschillende soorten: figuur 7
🡪 Wervels zijn verbonden met tussenwervelgewrichten aan achterkant wervelkolom
🡪 Tussen de wervels: tussenwervelschijven 🡪 uit kraakbeen = elastisch en schokdempend
2. Schedel
3. Ribbenkast
4. Schoudergordel
5. Bekkengordel
🡪 Bij mens zijn schoudergordel en bekkengordel aan elkaar verbonden
6. Ledematen
🡪 Hangen aan schouder- en bekkengordel
🡪 In ledematen = pijpbeenderen
1.2. Bescherming
= beschermen van de vitale organen
● Ribbenkast 🡪 beschermt hart en longen
● Schedel 🡪 beschermt hersenen en belangrijkste zintuigen
1.3. Aanhechting
,= Aanhechting van de spieren aan het skelet
🡪 Beenderen zijn gevormd volgens aanhechting van spieren
Bv: vogels hebben groot borstbeen + kam voor aanhechting van vliegspieren
Skeletspieren Niet skeletspieren
= Spieren vastgehecht aan skelet = Spieren niet vastgehecht aan skelet
Bv: biceps, triceps,... Bv: hart
Willekeurige spieren: onder controle Onwillekeurige spieren: geen controle
van de wil
2. De gewrichten
🡺 Gewrichten komen voor waar 2 botten ten opzichte van elkaar kunnen bewegen
🡪 Gewrichtskop scharniert in gewrichtskom
Verschillende soorten:
1. Kogelgewrichten
2. Scharniergewrichten
3. Rolgewrichten
4. Zadelgewrichten
5. Draaigewrichten
Soort gewricht Beschrijving Voorbeeld Tekening
Kogelgewrichten 🡪 Bewegingen in Schoudergewricht
alle mogelijke :
richtingen
🡪 Schouderblad
🡪 Kop
opperarmbeen
Scharniergewrich 🡪 Bewegingen in Gewrichten
ten 1 richting tussen
vingerkootjes
Bv: op en neer
, Rolgewrichten 🡪 Zorgen dat 2 Spaakbeen en de
beenderen over ellepijp kunnen
elkaar heen door een
kunnen rollen rolgewricht over
elkaar heen rollen
Zadelgewrichten 🡪 Laat beweging Tussen
toe in 2 handwortelbeentj
richtingen e van duim &
middenhandsbee
ntje
🡪 Zorgt voor
opponeerbare
duim
🡪 Belangrijk voor
evolutie: grijpen
Draaigewrichten 🡪 1 been draait De bovenste 2
rond nekwervels:
cilindervormig
🡪 Atlas (bovenste):
bot van een
draait op as
ander been
gevormd door de
draaier (2de
wervel)
3. De spieren
🡺 Spieren zijn via pezen verbonden met botten
Spier bestaat uit:
● Spier
o Aantal spierbundels
▪ Aantal spiervezels
⮚ Aantal versmolten spiercellen
, 3 soorten:
1. Dwarsgestreepte
= skeletspieren
= verbinden beenderen zodat ze tegenover elkaar kunnen bewegen
Hoe gebeurt samentrekking?
🡪 Draadvormige eiwitten in spiervezels
● Actine
● Myosine
🡪Glijden in elkaar (zie aan de slag pg 421 voor duidelijkere voorstelling)
🡪 Spier wordt korter en dikker
2. Gladde
= Onwillekeurige spieren
= Onvermoeibaar
3. Hartspierweefsel
= Lijkt op dwarsgestreept spierweefsel (onder microscoop) 🡪 werkt als glad spierweefsel
🡺 Spieren kunnen alleen maar samentrekken
Hoe kun je je arm dan strekken EN plooien?
= Spieren komen voor in paren met een tegengestelde werking
Antagonisten: 2 spieren met tegengestelde werking
Bij bewegen van arm:
Buigen Strekken
Biceps trekken samen Biceps rekken uit
Triceps rekken uit Triceps trekken samen
🡺 Biceps = buigspier
🡺 Triceps = strekspier
Bij bewegen been:
Buigen Strekken
1. Functie van het skelet bij gewervelden
(figuur 6)
3 belangrijke functies:
1. Ondersteunen van het lichaam
2. Bescherming van inwendige organen
3. Aanhechting voor spieren
1.1. Ondersteuning
Zonder je skelet zou je bezwijken onder je eigen gewicht
Skelet = kapstok waar verschillende delen van ons lichaam aan zijn opgehangen
Waaruit bestaat ons skelet?:
1. Wervelkolom: 33 wervels
🡪 Verschillende soorten: figuur 7
🡪 Wervels zijn verbonden met tussenwervelgewrichten aan achterkant wervelkolom
🡪 Tussen de wervels: tussenwervelschijven 🡪 uit kraakbeen = elastisch en schokdempend
2. Schedel
3. Ribbenkast
4. Schoudergordel
5. Bekkengordel
🡪 Bij mens zijn schoudergordel en bekkengordel aan elkaar verbonden
6. Ledematen
🡪 Hangen aan schouder- en bekkengordel
🡪 In ledematen = pijpbeenderen
1.2. Bescherming
= beschermen van de vitale organen
● Ribbenkast 🡪 beschermt hart en longen
● Schedel 🡪 beschermt hersenen en belangrijkste zintuigen
1.3. Aanhechting
,= Aanhechting van de spieren aan het skelet
🡪 Beenderen zijn gevormd volgens aanhechting van spieren
Bv: vogels hebben groot borstbeen + kam voor aanhechting van vliegspieren
Skeletspieren Niet skeletspieren
= Spieren vastgehecht aan skelet = Spieren niet vastgehecht aan skelet
Bv: biceps, triceps,... Bv: hart
Willekeurige spieren: onder controle Onwillekeurige spieren: geen controle
van de wil
2. De gewrichten
🡺 Gewrichten komen voor waar 2 botten ten opzichte van elkaar kunnen bewegen
🡪 Gewrichtskop scharniert in gewrichtskom
Verschillende soorten:
1. Kogelgewrichten
2. Scharniergewrichten
3. Rolgewrichten
4. Zadelgewrichten
5. Draaigewrichten
Soort gewricht Beschrijving Voorbeeld Tekening
Kogelgewrichten 🡪 Bewegingen in Schoudergewricht
alle mogelijke :
richtingen
🡪 Schouderblad
🡪 Kop
opperarmbeen
Scharniergewrich 🡪 Bewegingen in Gewrichten
ten 1 richting tussen
vingerkootjes
Bv: op en neer
, Rolgewrichten 🡪 Zorgen dat 2 Spaakbeen en de
beenderen over ellepijp kunnen
elkaar heen door een
kunnen rollen rolgewricht over
elkaar heen rollen
Zadelgewrichten 🡪 Laat beweging Tussen
toe in 2 handwortelbeentj
richtingen e van duim &
middenhandsbee
ntje
🡪 Zorgt voor
opponeerbare
duim
🡪 Belangrijk voor
evolutie: grijpen
Draaigewrichten 🡪 1 been draait De bovenste 2
rond nekwervels:
cilindervormig
🡪 Atlas (bovenste):
bot van een
draait op as
ander been
gevormd door de
draaier (2de
wervel)
3. De spieren
🡺 Spieren zijn via pezen verbonden met botten
Spier bestaat uit:
● Spier
o Aantal spierbundels
▪ Aantal spiervezels
⮚ Aantal versmolten spiercellen
, 3 soorten:
1. Dwarsgestreepte
= skeletspieren
= verbinden beenderen zodat ze tegenover elkaar kunnen bewegen
Hoe gebeurt samentrekking?
🡪 Draadvormige eiwitten in spiervezels
● Actine
● Myosine
🡪Glijden in elkaar (zie aan de slag pg 421 voor duidelijkere voorstelling)
🡪 Spier wordt korter en dikker
2. Gladde
= Onwillekeurige spieren
= Onvermoeibaar
3. Hartspierweefsel
= Lijkt op dwarsgestreept spierweefsel (onder microscoop) 🡪 werkt als glad spierweefsel
🡺 Spieren kunnen alleen maar samentrekken
Hoe kun je je arm dan strekken EN plooien?
= Spieren komen voor in paren met een tegengestelde werking
Antagonisten: 2 spieren met tegengestelde werking
Bij bewegen van arm:
Buigen Strekken
Biceps trekken samen Biceps rekken uit
Triceps rekken uit Triceps trekken samen
🡺 Biceps = buigspier
🡺 Triceps = strekspier
Bij bewegen been:
Buigen Strekken