1 KLASSIEKE EN MODERNE BIOTECHNOLOGIE
- Biotechnologie verwijst naar leven (bio) en tussenkomst van de mens (technologie )
- Klassieke biotechnologie = mens maakt gebruik van organismen voor voedselproductie
Vb: micro-organismen inzetten om brood, bier, wijn.. te maken ( schimmels en gisten )
Vb: planten en dieren veredelen door selectief kruisen: om gewenste eigenschappen te verkrijgen
- Problemen bij kruisen
1. Veredelen bij kruisen beperkt door soortbarrière
Alle soorten een soorteigen aantal chromosomen: niet mogelijk met elkaar te kruisen
Bv: tarwevariëteiten kunnen kruisen ( blijft binnen de soort)
Bv: tarwe (2n=42) met maïs (2n=20) niet mogelijk
2. Ook ongewenste eigenschapen worden overgedragen: hierdoor duurt het lang om gewenste rassen
met gewenste eigenschappen te krijgen
- Moderne biotechnologie = men grijpt rechtstreeks in op het DNA
gen van gewenste eigenschap wordt geïsoleerd uit organismen en rechtstreeks ingebracht in DNA van
ander organisme
niet beperkt door soortbarrière
sneller verkrijgen van organisme met gewenste eigenschappen
2 NATUURLIJKE GENOVERDRACHT
- Moderne biotechnologie: genen van het ene naar het andere organisme overbrengen
Bacteriën en virussen doen dit van nature
- Kenmerken natuurlijke genoverdracht gebruikt om biotechnologische technieken te ontwikkelen om aan
kunstmatige genoverdracht te doen
2.1 Natuurlijke genoverdracht door bacteriën
2.1.1 Genetische materiaal van bacteriën
- Genetische materiaal: op specifieke manier verdeeld in cytoplasma vd cel
- Bacterie bevat:
1. 1 grote, ringvormig gesloten DNA-moleculen als een langwerpig kluwen opgerold
= chromosoom
Draagt genen die coderen voor vitale proteïnen
Enzymen voedselvertering, celademhaling en celdeling
Biologie: thema 8: Natuurlijke en kunstmatige genoverdracht Pagina 1