Levensbeschouwing/godsdienst
Oefenvragen H1 & 2
1. Lessen op het terrein van Godsdienst/levensbeschouwing kun je verdelen in drie groepen; into
religion, about religion en from experiences.(ppt) Welke vakken (zoals ze op het rooster van
basisscholen kunnen voorkomen) passen bij deze categorieën? (p.10)
Into religion à Catechese
About religion à Geestelijke stromingen
From experiences à Levensbeschouwing
2. Waarom is het Nederlandse en Belgische onderwijssysteem uniek in de wereld?( P.14)
Er zijn openbare en bijzondere scholen. Beide typen worden door de overheid betaald. Ouders
hebben zo de mogelijkheid om kinderen onderwijs te laten volgen op grond van hun
levensovertuiging
3. In de Nederlandse grondwet is artikel 23 opgenomen dat de vrijheid van onderwijs regelt. Wat is
de betekenis van dit artikel (ppt.)
Iedere ouders heeft de vrijheid om voor de school te kiezen waar ze zich het beste bij thuis voelen.
Iedere school mag zelf bedenken met welke leermiddelen ze hun doelen bepalen (zijn ze vrij in).
4. "De Nederlander heeft zich op Godsdienstig en levensbeschouwelijk gebied ook geëmancipeerd."
Wat wordt hiermee bedoeld? (p.16)
Mensen maken hun eigen keuzes. Eerst maakte de kerk de keuzes.
Emancipatie = vrij om eigen keuzes te maken
5.Waarom is het lesgeven "into religion" amper nog te realiseren in onze huidige samenleving?
Het past niet meer bij de tijd, omdat er tegenwoordig een multiculturele samenleving is. Ook binnen
de klas zijn er verschillende nationaliteiten met verschillende geloven.
6.Het begrip burgerschap kent twee aspecten. Welke zijn dit ?
1. Persoonlijke ontplooiing (individuele ontplooiing)
2. Gemeenschapszin (sociale ontplooiing)
7.Op welke wijze kan het basis onderwijs een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van die twee
aspecten ? Geef van elk een voorbeeld.
1. Persoonlijke ontplooiing (individuele ontplooiing) à het kind heeft recht op eigen ontplooiing en
ontwikkeling en de school zal daar garant voor moeten staan.
2. Gemeenschapszin (sociale ontplooiing) à er zal vanuit de samenleving een beroep moeten
worden gedaan op het stimuleren van de sociale cohesie omdat de samenleving gebaat is bij
samenwerking, een goede omgang met elkaar en respect voor andermans opvattingen, waarden en
normen.
Allebei deze ontplooiingen moeten aan bod komen.
8. Noem twee redenen waarom het goed is jezelf als leerkracht open te stellen voor kinderen op
levensbeschouwelijk gebied ?
1. Je moet je als leerkracht in kunnen leven in de gevoels- en gedachte wereld van het kind. Maar je
moet je ook kunnen openstellen voor kinderen zodat zij zich kunnen verplaatsen in jou.
2. Moeilijke vragen bespreekbaar proberen te maken in de klas. (vb.: boos zijn)
Oefenvragen H1 & 2
1. Lessen op het terrein van Godsdienst/levensbeschouwing kun je verdelen in drie groepen; into
religion, about religion en from experiences.(ppt) Welke vakken (zoals ze op het rooster van
basisscholen kunnen voorkomen) passen bij deze categorieën? (p.10)
Into religion à Catechese
About religion à Geestelijke stromingen
From experiences à Levensbeschouwing
2. Waarom is het Nederlandse en Belgische onderwijssysteem uniek in de wereld?( P.14)
Er zijn openbare en bijzondere scholen. Beide typen worden door de overheid betaald. Ouders
hebben zo de mogelijkheid om kinderen onderwijs te laten volgen op grond van hun
levensovertuiging
3. In de Nederlandse grondwet is artikel 23 opgenomen dat de vrijheid van onderwijs regelt. Wat is
de betekenis van dit artikel (ppt.)
Iedere ouders heeft de vrijheid om voor de school te kiezen waar ze zich het beste bij thuis voelen.
Iedere school mag zelf bedenken met welke leermiddelen ze hun doelen bepalen (zijn ze vrij in).
4. "De Nederlander heeft zich op Godsdienstig en levensbeschouwelijk gebied ook geëmancipeerd."
Wat wordt hiermee bedoeld? (p.16)
Mensen maken hun eigen keuzes. Eerst maakte de kerk de keuzes.
Emancipatie = vrij om eigen keuzes te maken
5.Waarom is het lesgeven "into religion" amper nog te realiseren in onze huidige samenleving?
Het past niet meer bij de tijd, omdat er tegenwoordig een multiculturele samenleving is. Ook binnen
de klas zijn er verschillende nationaliteiten met verschillende geloven.
6.Het begrip burgerschap kent twee aspecten. Welke zijn dit ?
1. Persoonlijke ontplooiing (individuele ontplooiing)
2. Gemeenschapszin (sociale ontplooiing)
7.Op welke wijze kan het basis onderwijs een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van die twee
aspecten ? Geef van elk een voorbeeld.
1. Persoonlijke ontplooiing (individuele ontplooiing) à het kind heeft recht op eigen ontplooiing en
ontwikkeling en de school zal daar garant voor moeten staan.
2. Gemeenschapszin (sociale ontplooiing) à er zal vanuit de samenleving een beroep moeten
worden gedaan op het stimuleren van de sociale cohesie omdat de samenleving gebaat is bij
samenwerking, een goede omgang met elkaar en respect voor andermans opvattingen, waarden en
normen.
Allebei deze ontplooiingen moeten aan bod komen.
8. Noem twee redenen waarom het goed is jezelf als leerkracht open te stellen voor kinderen op
levensbeschouwelijk gebied ?
1. Je moet je als leerkracht in kunnen leven in de gevoels- en gedachte wereld van het kind. Maar je
moet je ook kunnen openstellen voor kinderen zodat zij zich kunnen verplaatsen in jou.
2. Moeilijke vragen bespreekbaar proberen te maken in de klas. (vb.: boos zijn)
