Leerdoelen HC & WC 1:
De metabole consequenties van veroudering beschrijven en verklaren, met name met
betrekking tot energieverbruik en lichaamssamenstelling.
De metabolische veranderingen van het ouder worden, verandering van de
lichaamssamenstelling:
- Toename van de vetmassa.
- Afname van de vetvrije massa (spieren) en vocht.
- Minder activiteit vd lichaamscellen.
Gevolg: daling van het basaal metabolisme.
> Verlies van spiermassa door veroudering, oorzaken:
- Eiwit metabolisme; verminderde synthese van spiereiwit.
- Hormonen; verminderde beschikbaarheid van anabole hormonen zoals testosteron,
groeihormoon en oestrogeen.
- Gebrek aan lichaamsbeweging kan het proces van sarcopenie versnellen.
De metabole consequenties van vasten op de eiwit-, koolhydraat-, vet- en energiehuishouding
in het lichaam beschrijven en verklaren.
- In de eerste 24 uur gebruikt het lichaam het nog aanwezige glycogeen als energiebron (glucose;
glycogenolyse). Daarnaast treedt gluconeogenese op; nieuwvorming van glucose uit aminozuren,
glycerol en melkzuur). Naast glucose worden ook vrije vetzuren uit vetweefsel gebruikt als
energiebron.
- Na 24 uur vasten treedt langzaam een adaptieproces in werking. De glycogeenvoorraad is op,
vrije vetzuren worden de belangrijkste energiebron. Maar, vrije vetzuren kunnen niet door alle
organen als energiebron gebruikt worden (bv hersenen). Om te voorkomen dat grote
hoeveelheden spiereiwitten worden omgezet in glucose (gluconeogenese), schakelt het lichaam
een eiwitsparend mechanisme in: de vorming van ketonlichamen, deze kunnen voor alle organen
als energiebron worden gebruikt. Dit mechanisme wordt in werking gesteld door hormonale
veranderingen (minder insuline, meer glucagon); en hierbij worden vrije vetzuren in de lever
omgezet in ketonlichamen (hydroxyboterzuur, acetylazijnzuur, aceton).
- Bij de chronische vorm van ondervoeding zal het lichaam zich na verloop van tijd aanpassen
door het basaalmetabolisme te verlagen (en dus lagere energiebehoefte).
De metabole en functionele consequenties beschrijven en verklaren van ziekte/trauma en
ondervoeding.
Stress: ernstige verwondingen dor een ongeval, zware operatie, brandwonden of een uitgebreide
tumor.
Spiereiwitten worden in grote mate afgebroken: glutamine wordt in de darm/nieren omgezet in
alanine en alanine wordt in de lever omgezet in glucose. Naast glucose leveren vrije vetzuren de
belangrijkste bijdrage in de energievoorziening. Bij de acute vorm van ondervoeding worden
weinig keton-lichamen gevormd.
De termen ondervoeding en klinische depletie toelichten en het ontstaan ervan (oorzaken)
beschrijven.
Ondervoeding: Ondervoeding is een acute of chronische toestand waarbij een tekort of disbalans
van energie, eiwit en andere voedingsstoffen leidt tot meetbare, nadelige effecten op
lichaamssamenstelling, functioneren en klinische resultaten.
Klinische depletie: is ondervoeding als gevolg van ziekte (ziekte-gerelateerde ondervoeding).
Risicogroepen voor ondervoeding: ouderen, chronisch zieken en patiënten die een operatie
ondergaan.
Primaire sarcopenie: leeftijd-gerelateerd verlies van skeletspiermassa en kracht/ functie.
Starvation (vasten) : verlies van voornamelijk vetweefsel en in mindere mate spierweefsel,
1