paragraaf 4.1
kenmerkende aspect
de opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een
landbouwstedelijke samenleving
Vanaf de 11e eeuw kwamen in Europa weer steden op. Na de ondergang van het West-
Romeinse rijk ontstond opnieuw een landbouwstedelijke samenleving. Binnen de oude
muren van vervallen Romeinse steden ontstonden nieuwe groeikernen. De urbanisatie
(verstedelijking) was een langdurig proces dat ook na de middeleeuwen plaatsvond. De
meeste steden kregen in de tijd van steden en staten slechts enkele honderden
inwoners. Geen stad kwam in de buurt van het vroegere Rome. Door welke oorzaken
ontstonden weer steden? Doordat er een eind kwam aan de invasies en plundertochten
van Vikingen en andere invallers, kon de handel tot bloei komen en konden nederzettingen
groeien. De steden konden ook groeien doordat boeren overschotten gingen produceren.
Zo ontstond een aanbod dat werd verkocht in steden waar vraag was naar vlees, graan en
andere landbouwproducten. Om vraag en aanbod bij elkaar te brengen, organiseerden
steden markten. In steden gingen gemiddeld meer mensen dood dan er geboren werden.
De steden groeiden toch omdat mensen er naar toe trokken. Steden werden aantrekkelijk
door welvaart en vrijheid. Ook verdubbelde de Europese bevolking.
Er werd niet alleen gehandeld op lokale markten, sommige producten werden over grote
afstanden verhandeld, zoals specerijen. Aan de lange afstandshandel deden ook andere
steden mee, die aan rivieren en riviermondingen aan zee lagen. Bevaarbare waterwegen
waren belangrijker dan in het Romeinse rijk, omdat de oude Romeinse wegen slecht waren
onderhouden of waren verdwenen. Steden, edelen en vorsten hieven tol bij bruggen, op
wegen en bij havens om op hun deel van handelsroutes te verdienen aan het vervoer.
Kooplieden uit verschillende steden sloten zich aaneen in hanzen. Deze
handelsorganisaties huurden militairen in om leden op handelsroutes te beschermen. Ze
maakten afspraken om het recht te krijgen om geen tol te betalen of om zich in vreemde
steden bij elkaar in een gebouw te vestigen.
Munten werden het belangrijkste betaalmiddel in het dagelijks leven. Vanuit Italië werden
ook nieuwe handels- en betaalmethoden verspreid. Zo ontstond daar de compagnie,
waarbij mensen samen geld in een onderneming staken en zo gezamenlijk eigenaar
werden. Een andere vernieuwing was de wisselbrief voor handelaren die elkaar
vertrouwden. In zo'n brief stond dat de koper geld schuldig was aan de verkoper. Ook
ontstonden de eerste banken. Handelaren gingen geld uitlenen tegen rente. Bankiers
bedachten ook het systeem van de giro, het overmaken van geld. Handelaren konden bij
een bank een rekening openen, waarmee ze geld konden laten overmaken op een rekening
van een andere handelaar.
paragraaf 4.2
kenmerkende aspect
de opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van
steden
kenmerkende aspect
de opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een
landbouwstedelijke samenleving
Vanaf de 11e eeuw kwamen in Europa weer steden op. Na de ondergang van het West-
Romeinse rijk ontstond opnieuw een landbouwstedelijke samenleving. Binnen de oude
muren van vervallen Romeinse steden ontstonden nieuwe groeikernen. De urbanisatie
(verstedelijking) was een langdurig proces dat ook na de middeleeuwen plaatsvond. De
meeste steden kregen in de tijd van steden en staten slechts enkele honderden
inwoners. Geen stad kwam in de buurt van het vroegere Rome. Door welke oorzaken
ontstonden weer steden? Doordat er een eind kwam aan de invasies en plundertochten
van Vikingen en andere invallers, kon de handel tot bloei komen en konden nederzettingen
groeien. De steden konden ook groeien doordat boeren overschotten gingen produceren.
Zo ontstond een aanbod dat werd verkocht in steden waar vraag was naar vlees, graan en
andere landbouwproducten. Om vraag en aanbod bij elkaar te brengen, organiseerden
steden markten. In steden gingen gemiddeld meer mensen dood dan er geboren werden.
De steden groeiden toch omdat mensen er naar toe trokken. Steden werden aantrekkelijk
door welvaart en vrijheid. Ook verdubbelde de Europese bevolking.
Er werd niet alleen gehandeld op lokale markten, sommige producten werden over grote
afstanden verhandeld, zoals specerijen. Aan de lange afstandshandel deden ook andere
steden mee, die aan rivieren en riviermondingen aan zee lagen. Bevaarbare waterwegen
waren belangrijker dan in het Romeinse rijk, omdat de oude Romeinse wegen slecht waren
onderhouden of waren verdwenen. Steden, edelen en vorsten hieven tol bij bruggen, op
wegen en bij havens om op hun deel van handelsroutes te verdienen aan het vervoer.
Kooplieden uit verschillende steden sloten zich aaneen in hanzen. Deze
handelsorganisaties huurden militairen in om leden op handelsroutes te beschermen. Ze
maakten afspraken om het recht te krijgen om geen tol te betalen of om zich in vreemde
steden bij elkaar in een gebouw te vestigen.
Munten werden het belangrijkste betaalmiddel in het dagelijks leven. Vanuit Italië werden
ook nieuwe handels- en betaalmethoden verspreid. Zo ontstond daar de compagnie,
waarbij mensen samen geld in een onderneming staken en zo gezamenlijk eigenaar
werden. Een andere vernieuwing was de wisselbrief voor handelaren die elkaar
vertrouwden. In zo'n brief stond dat de koper geld schuldig was aan de verkoper. Ook
ontstonden de eerste banken. Handelaren gingen geld uitlenen tegen rente. Bankiers
bedachten ook het systeem van de giro, het overmaken van geld. Handelaren konden bij
een bank een rekening openen, waarmee ze geld konden laten overmaken op een rekening
van een andere handelaar.
paragraaf 4.2
kenmerkende aspect
de opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van
steden