• Organisatiekunde = een interdisciplinaire wetenschap die zich bezighoudt met het
bestuderen van het gedrag van organisaties alsmede de factoren die dit gedrag bepalen en
de wijze waarop organisaties het meest doeltreffend bestuurd kunnen worden
– organisatiekunde is beschrijvend (descriptief) en voorschrijvend (prescriptief)
- Descriptief: Een beschrijving van het gedrag van organisaties, met de motieven en gevolgen.
- Prescriptief: Een advies over te volgen handelwijze en organisatie-inrichtingen.
– interdisciplinair: elementen afkomstig uit andere vakgebieden (bijvoorbeeld
bedrijfseconomie, informatica, marketing, psychologie, enzovoort) die worden gebruikt
voor een nieuwe benadering
– besturing: richting geven aan de processen binnen een organisatie. Deze richting wijst
naar een doel , dat voorafgaand bepaald moet worden.
– doeltreffend (effectief): de mate waarin de besturing slaagt .
> Klassieke school
• Henri Fayol
Geloofde dat de managementpraktijk afwijkend was van andere organisatiefuncties.
zes onafhankelijke managementgebieden:
1. Technisch
2. Commercieel
3. Financieel
4. Zelfbeschermend (hieronder verstaat hij veiligheid van mensen en eigendommen)
5. Boekhouding
6. Besturing
De besturing zorgt voor de onderlinge samenhang op de overige gebieden. Deze besturing is
uiteraard het belangrijkste onderdeel van de functie van managers en bestaat uit vijf taken:
1. Plannen of vooruitzien. Het opstellen van een actieplan voor de toekomst.
2. Organiseren. De opbouw van de organisatie met mensen en middelen.
3. Bevel voeren. Ervoor zorgen dat mensen aan het werk blijven.
4. Coördineren. Het onderling afstemmen van de activiteiten.
5. Controleren. Erop toezien dat de resultaten in overeenstemming met het plan zijn.
- Eenheid van commando was voor Fayol het belangrijkste principe. Iedere werknemer heeft
slechts één (directe) baas boven zich. Dit principe was tot dan toe het enige sturingsprincipe.
• Max Weber
Ontwikkelde een theorie over autoriteit die was gebaseerd op een ideaal type organisatie
(bureaucratie).
Grote organisaties hadden volgens Weber in zijn tijd:
- Een sterk doorgevoerde taakverdeling