VRAAG: over fysische eigenschappen, is er een tabel waar je ziet wanneer een
stof het minst snel smelt etc
HC 08
leeruitkomsten
- de structuren van pyrimidines en purines beschrijven
- de structuur van nucleosiden en nucleotiden beschrijven
- de (driedimensionale) structuur van DNA beschrijven
- het verschil in structuur tussen RNA en DNA beschrijven
- de drie verschillende klassen RNA moleculen omschrijven en de functie
toelichten
- de begrippen replicatie, transcriptie en translatie beschrijven
- uitleggen wat post-transcriptionele processen zijn en drie post-transcriptionele
processen benoemen
- de genetische code vertalen in aminozuren
- uitleggen wat mutaties zijn en beredeneren wat het effect van mutaties kan
zijn
● nucleïnezuren zijn DNA en RNA en bestaan uit nucleotiden
- een nucleotiden bestaat uit 3 delen:
1. suikergroep ( bij DNA is dit deoxyribose en bij RNA ribose)
- bij ribose is aan de 2e C-atoom een OH gebonden en bij
deoxyribose is hier geen OH-groep gebonden
2. fosfaatgroep
3. base ( ATCG U)
- basen kunnen bestaan uit 2 ringen ( purines A en G) of
uit 1 ring ( pyrimidines T, C en U)
- de interactie tussen C-G is sterker dan de interactie
tussen A-T, want bij C-G zijn er 3 bindingen en bij A-T
maar 2
★ wanneer je een suiker in een waterig milieu stopt dan gaat het over in een
ringsluiting
- hierbij is dan elke groep die aan de rechterkant is getekend bij de
fischerprojectie omlaag in de ring
● bij nucleïnezuren vind je alleen je ß-suikers
- de OH groep staat naar boven bij het eerst atoom
stof het minst snel smelt etc
HC 08
leeruitkomsten
- de structuren van pyrimidines en purines beschrijven
- de structuur van nucleosiden en nucleotiden beschrijven
- de (driedimensionale) structuur van DNA beschrijven
- het verschil in structuur tussen RNA en DNA beschrijven
- de drie verschillende klassen RNA moleculen omschrijven en de functie
toelichten
- de begrippen replicatie, transcriptie en translatie beschrijven
- uitleggen wat post-transcriptionele processen zijn en drie post-transcriptionele
processen benoemen
- de genetische code vertalen in aminozuren
- uitleggen wat mutaties zijn en beredeneren wat het effect van mutaties kan
zijn
● nucleïnezuren zijn DNA en RNA en bestaan uit nucleotiden
- een nucleotiden bestaat uit 3 delen:
1. suikergroep ( bij DNA is dit deoxyribose en bij RNA ribose)
- bij ribose is aan de 2e C-atoom een OH gebonden en bij
deoxyribose is hier geen OH-groep gebonden
2. fosfaatgroep
3. base ( ATCG U)
- basen kunnen bestaan uit 2 ringen ( purines A en G) of
uit 1 ring ( pyrimidines T, C en U)
- de interactie tussen C-G is sterker dan de interactie
tussen A-T, want bij C-G zijn er 3 bindingen en bij A-T
maar 2
★ wanneer je een suiker in een waterig milieu stopt dan gaat het over in een
ringsluiting
- hierbij is dan elke groep die aan de rechterkant is getekend bij de
fischerprojectie omlaag in de ring
● bij nucleïnezuren vind je alleen je ß-suikers
- de OH groep staat naar boven bij het eerst atoom