HC 04
Leeruitkomsten
- de bouw en structuur van monosachariden, disachariden en polysachariden
beschrijven
- koolhydraten groeperen in verschillende categorieën op basis van
structuurelementen (functionele groep en ketenlengte)
- chirale centra, stereoisomeren, diastereomeren, enantiomeren, epimeren en
anomeren herkennen
- op basis van een gegeven structuur het enantiomeer, epimeer of anomeer
tekenen
- D- en L configuraties van suikers herkennen
- de Fischerprojectie van een suiker tekenen
- de Haworthprojectie van een suiker tekenen vanuit de Fischerprojectie
- α en β suikers (anomeren) onderscheiden
- de glycosidische binding herkennen en de verschillende vormen ervan
beschrijven en tekenen
- aan de hand van de structuur van een suiker herkennen of de suiker
reducerend of niet-reducerend is.
● suikers zijn belangrijk voor onze voeding
- ook zijn ze belangrijk voor biologische moleculen zoals DNA
● de algemene formule voor koolhydraten= CmH2n0n
- C6H12O6 is glucose
● we delen de koolhydraten op in 4 groepen die weer worden onderverdeeld
1. monosachariden= 1 suiker eenheid
- deze worden onderverdeeld door te kijken naar wat voor functionele
groep ( bv aldehyde of keton) erin het suiker zit en ook naar de
ketenlengte van het suiker
- monosachariden zijn kleurloze, wateroplosbare kristallijne ( bij
kamertermp is het kristalvorm) vaste stoffen
- monosachariden hebben veel isomeren, er zijn meerdere soorten
isomerie ( koolstofbinding is draaibaar, cis en trans, structuur,
diasteromeren en enatiomeren)
2. disachariden= 2 suikereenheden
3. oligosachariden= 3 tot 10 suikereenheden
4. polysachariden= meer dan 10 suikereenheden
, ● een chiraal C-atoom heeft 4 verschillende groepen om zich heen
- chiraal atoom wordt vaak weergegeven met *
- het maximum aantal configuraties= 2n waarbij n= het aantal chirale
atomen
● Enantiomeren hebben 1 of meer chirale centra en zijn elkaars spiegelbeeld
(alle chirale centra hebben omgekeerde configuratie).
● Diastereomeren hebben minstens 2 chirale centra waarvan minstens 1
verschillend en minstens 1 hetzelfde (en zijn dus niet elkaar spiegelbeeld).
links= enantiomeer, want is spiegelbeeld
boven= diastereomeer, want 1 is hetzelfde en 1 is verschillend
● Epimeren zijn twee suikers die diastereomeren zijn, maar 1 chiraal centrum is
omgekeerd ten opzichte van de andere
● Anomeren zijn suikers waarbij de OH groep op de “anomere positie”(C1)
tegenovergesteld staat.
Leeruitkomsten
- de bouw en structuur van monosachariden, disachariden en polysachariden
beschrijven
- koolhydraten groeperen in verschillende categorieën op basis van
structuurelementen (functionele groep en ketenlengte)
- chirale centra, stereoisomeren, diastereomeren, enantiomeren, epimeren en
anomeren herkennen
- op basis van een gegeven structuur het enantiomeer, epimeer of anomeer
tekenen
- D- en L configuraties van suikers herkennen
- de Fischerprojectie van een suiker tekenen
- de Haworthprojectie van een suiker tekenen vanuit de Fischerprojectie
- α en β suikers (anomeren) onderscheiden
- de glycosidische binding herkennen en de verschillende vormen ervan
beschrijven en tekenen
- aan de hand van de structuur van een suiker herkennen of de suiker
reducerend of niet-reducerend is.
● suikers zijn belangrijk voor onze voeding
- ook zijn ze belangrijk voor biologische moleculen zoals DNA
● de algemene formule voor koolhydraten= CmH2n0n
- C6H12O6 is glucose
● we delen de koolhydraten op in 4 groepen die weer worden onderverdeeld
1. monosachariden= 1 suiker eenheid
- deze worden onderverdeeld door te kijken naar wat voor functionele
groep ( bv aldehyde of keton) erin het suiker zit en ook naar de
ketenlengte van het suiker
- monosachariden zijn kleurloze, wateroplosbare kristallijne ( bij
kamertermp is het kristalvorm) vaste stoffen
- monosachariden hebben veel isomeren, er zijn meerdere soorten
isomerie ( koolstofbinding is draaibaar, cis en trans, structuur,
diasteromeren en enatiomeren)
2. disachariden= 2 suikereenheden
3. oligosachariden= 3 tot 10 suikereenheden
4. polysachariden= meer dan 10 suikereenheden
, ● een chiraal C-atoom heeft 4 verschillende groepen om zich heen
- chiraal atoom wordt vaak weergegeven met *
- het maximum aantal configuraties= 2n waarbij n= het aantal chirale
atomen
● Enantiomeren hebben 1 of meer chirale centra en zijn elkaars spiegelbeeld
(alle chirale centra hebben omgekeerde configuratie).
● Diastereomeren hebben minstens 2 chirale centra waarvan minstens 1
verschillend en minstens 1 hetzelfde (en zijn dus niet elkaar spiegelbeeld).
links= enantiomeer, want is spiegelbeeld
boven= diastereomeer, want 1 is hetzelfde en 1 is verschillend
● Epimeren zijn twee suikers die diastereomeren zijn, maar 1 chiraal centrum is
omgekeerd ten opzichte van de andere
● Anomeren zijn suikers waarbij de OH groep op de “anomere positie”(C1)
tegenovergesteld staat.