Par 1
Rond 1000 begonnen er weer steden te ontstaan in Europa. In Holland was dit veel later pas,
rond 1200. De steden waren niet groot, maar Parijs en Roma waren wek erg grote steden.
De meeste steden lachen aan het water, vervoer over water was nog belangrijker dan ooit,
aangezien de wegen erg slecht waren. Ook waren de nieuwe steden heel anders dan de
steden van de tijd van Grieken en Romeinen: geen tempels, geen badhuizen, slechte wegen
en ga zo maar door. Vaak was het enige wat ze hadden een grote kerk, houten huizen en een
paar gespecialiseerde winkels.
De steden konden weer ontstaan omdat:
Er waren geen invasies meer van volkeren als de Vikingen. Steden werden niet meer
geplunderd en konden ze weer groeien. De nieuwe gronden in Holland werden
on-moerast en dijken werden gebouwd, zo kon je veilig in Holland wonen.
Ook was het landbouw systeem verbeterd. De methode drieslagstelsel werd namelijk
ingeluid. Nu werden de akkers om de drie jaar droog gelegd ipv om het jaar. Dit
zorgde voor meer geld en voedsel. Van de overschotten gingen mensen specialiseren
in de ambacht en met hun spullen naar de markt. Door deze handel groei, groeide de
steden ook. Ook kwam de handel met andere lande op, Engelse verkochte
bijvoorbeeld wol waarvan de Belgen lakens maakte. Zo werden er steeds meer
luxeproducten gemaakt.
Noord-Italië en Vlaanderen verstedelijkte het meest, maar tussen al die steden nam de
handel ook toe. zo verkocht Italië suiker, zijde en specerijen aan de Arabieren.
Duitse Hanze: van Engeland tot Rusland was er handel. Er ontstond weer een geldeconomie.
Zo kwamen er ook bankiers die geld uitleende met rente. Maar omdat veel steden een
andere valuta hadden, kon je bij de bank ook geld inleveren in ruil voor een wisselbrief,
waarmee je in een andere stad weer geld kon opnemen. En met de giro kon je ook geld over
maken naar iemand anders, zo hoefde je niet meer met veel geld te reizen.
Par 2
De steden waren hartstikke vies, rioleringen bestonden niet en vuilnis werd niet opgehaald.
Maar toch kwamen er steeds meer mensen naar de stad. De steden groeide grotendeels
door de mensen die van het platteland naar de stad kwamen. In de stad was je vrij en op het
platteland niet, dus ondanks de slechte hygiëne had de stad toch een soort magische
aantrekkingskracht.
De steden hadden veel meer recht gekregen, en de hogere pietjes hadden de steden
stadsrechten gegeven. Zo hadden ze een eigen bestuur, eigen wetten, mochten ze tol heffen
en stadsmuren en wallen bouwen. Maar tuurlijk niet zomaar. In ruil voor de privileges
moesten de burgers belasting betalen, ook had de heerser nog redelijk wat macht, zijn