1.2 Visie op hulpverlening
Roos van Leary
= Samenwerkingsmodel (GEEN diagnose-receptmodel)
Hoe staan mensen tegenover elkaar?
Nabijheid = verticale as samenwerken-
tegenwerken
Dominantie = horizontale as leiden-volgen
1.3 Fundamenten van een empowerende benadering
3 pijlers Hulpverlening is:
1. BETEKENISGERICHT
- Hoe beleeft de persoon zijn eigen hulpvraag? (aansluiten behoefte client)
- Je moet de client begrijpen (iedereen heeft eigen waarde) (levensgeschiedenis,
ervaringen waarde ervan)
- Betekenis achterhalen van hoe iemand eigen situatie ziet
2. KRACHTGERICHT
- Uitgaan van de krachten/mogelijkheden die mensen (nog) hebben (gelijkwaardige
ontmoeting)
- Het geloof van de client in zichzelf versterken Krachten verwoorden
- Via dialoog: luisteren naar levensverhaal client vertelt en realiseert
- Is NIET hetzelfde als blind zijn voor de problemen je versterkt de krachten die er zijn
om de problemen op de lossen
3. DIALOOGGESTUURD
- Door interactie kan client eigen verhaal terug opbouwen
- 4 vereisten echte dialoog volgens Egan:
o Om de beurt spreken: geen monologen!
o Aansluiten: betrokkenheid bij het verhaal client, door beleving en engagement
o Wederzijdse beïnvloeding: elkaar beinvloeden, door betrokkenheid open
geest!
o Gezamenlijk uitkomsten bespreken: uitkomsten krijgen pas vorm in de opbouw
van de relatie, liggen niet op voorhand vast
- Meer dan enkel luisteren naar monoloog! reacties sluiten aan op de ander
2.1.2 Virginia Satir: circulaire communicatie
(Hebben verband met 5 axioma’s Watzlawick)
Communicatie* is een continu circulair proces waarbij zender en ontvanger steeds afwisselen en ze
beïnvloeden elkaar ook steeds (je kan niet stoppen met je buitenkant tonen)
*Communicatie - buitenkant: alles wat ander kan waarnemen (zeggen, doen)
heeft 2 bouwstenen: - binnenkant: alles wat de ander niet kan waarnemen (denken, voelen)
, Je kan niet alles waarnemen wat op je afkomt, daarom vindt er selectie van prikkels plaats.
Selectie en betekenisgeving (binnenkant speelt een rol)
↘
Context is belangrijk voor de interpretatie belangrijk je communicatie hierop aan te passen!
De waarnemer probeert de binnenkant te raden foute interpretatie = vertaalfout
Je bent altijd tegelijk zender en ontvanger!
Je eigen invloed herkennen, vooral in conflictsituaties, is niet gemakkelijk! schuld vaak ander
2.1.3 Componenten van het communicatieproces
Grondmodel van Communicatie Oomkes:
Coderen in tekens en symbolen:
Zender: gedachten via boodschap (codes) uitdrukken via tekens (klank, woord, gebaar) en symbolen
(hartjes bij tekst) = Coderen
Ontvanger: boodschap (codes) via kennis terugvertalen naar gedachten = Decoderen
Zender: kiest waarover gesproken wordt en hoe hij codeert (invloed van binnenkant)
Ontvanger: - Selectiviteit: boodschap komt binnen afhankelijk van:
- informatiebehoefte (vb. gemotiveerde student)
- selectieve waarneming (vb. Dutroux-belangstelling student)
- selectieve niet-waarneming, eigen opvattingen (vb. negatieve kantjes Pieter)
- selectief onthouden (vb. speler KV Mechelen)
- Betekenisgeving: na selectie betekenis geven aan boodschap (interpretatie via ervaring,
kennis, manier van decoderen) (vb. Kevin en babysit)
Boodschap: het verhaal waar alles om draait
4 aspecten: a. Zakelijke = ‘wat’ er gezegd wordt (link axioma2)
b. Expressieve = info over jezelf (intonatie, accent, kledingkeuze, mimiek)
c. Relationele = hoe jij je relatie ziet tussen jezelf en de ander (link axioma2)
d. Appelerende = boodschap zet ontvanger aan tot bep. reactie: rechtstreeks of
verborgen (vaak aandacht, hulpeloosheid)
Kanaal: de weg om je boodschap te vervoeren (zien, horen, aanraken, ruiken)
Roos van Leary
= Samenwerkingsmodel (GEEN diagnose-receptmodel)
Hoe staan mensen tegenover elkaar?
Nabijheid = verticale as samenwerken-
tegenwerken
Dominantie = horizontale as leiden-volgen
1.3 Fundamenten van een empowerende benadering
3 pijlers Hulpverlening is:
1. BETEKENISGERICHT
- Hoe beleeft de persoon zijn eigen hulpvraag? (aansluiten behoefte client)
- Je moet de client begrijpen (iedereen heeft eigen waarde) (levensgeschiedenis,
ervaringen waarde ervan)
- Betekenis achterhalen van hoe iemand eigen situatie ziet
2. KRACHTGERICHT
- Uitgaan van de krachten/mogelijkheden die mensen (nog) hebben (gelijkwaardige
ontmoeting)
- Het geloof van de client in zichzelf versterken Krachten verwoorden
- Via dialoog: luisteren naar levensverhaal client vertelt en realiseert
- Is NIET hetzelfde als blind zijn voor de problemen je versterkt de krachten die er zijn
om de problemen op de lossen
3. DIALOOGGESTUURD
- Door interactie kan client eigen verhaal terug opbouwen
- 4 vereisten echte dialoog volgens Egan:
o Om de beurt spreken: geen monologen!
o Aansluiten: betrokkenheid bij het verhaal client, door beleving en engagement
o Wederzijdse beïnvloeding: elkaar beinvloeden, door betrokkenheid open
geest!
o Gezamenlijk uitkomsten bespreken: uitkomsten krijgen pas vorm in de opbouw
van de relatie, liggen niet op voorhand vast
- Meer dan enkel luisteren naar monoloog! reacties sluiten aan op de ander
2.1.2 Virginia Satir: circulaire communicatie
(Hebben verband met 5 axioma’s Watzlawick)
Communicatie* is een continu circulair proces waarbij zender en ontvanger steeds afwisselen en ze
beïnvloeden elkaar ook steeds (je kan niet stoppen met je buitenkant tonen)
*Communicatie - buitenkant: alles wat ander kan waarnemen (zeggen, doen)
heeft 2 bouwstenen: - binnenkant: alles wat de ander niet kan waarnemen (denken, voelen)
, Je kan niet alles waarnemen wat op je afkomt, daarom vindt er selectie van prikkels plaats.
Selectie en betekenisgeving (binnenkant speelt een rol)
↘
Context is belangrijk voor de interpretatie belangrijk je communicatie hierop aan te passen!
De waarnemer probeert de binnenkant te raden foute interpretatie = vertaalfout
Je bent altijd tegelijk zender en ontvanger!
Je eigen invloed herkennen, vooral in conflictsituaties, is niet gemakkelijk! schuld vaak ander
2.1.3 Componenten van het communicatieproces
Grondmodel van Communicatie Oomkes:
Coderen in tekens en symbolen:
Zender: gedachten via boodschap (codes) uitdrukken via tekens (klank, woord, gebaar) en symbolen
(hartjes bij tekst) = Coderen
Ontvanger: boodschap (codes) via kennis terugvertalen naar gedachten = Decoderen
Zender: kiest waarover gesproken wordt en hoe hij codeert (invloed van binnenkant)
Ontvanger: - Selectiviteit: boodschap komt binnen afhankelijk van:
- informatiebehoefte (vb. gemotiveerde student)
- selectieve waarneming (vb. Dutroux-belangstelling student)
- selectieve niet-waarneming, eigen opvattingen (vb. negatieve kantjes Pieter)
- selectief onthouden (vb. speler KV Mechelen)
- Betekenisgeving: na selectie betekenis geven aan boodschap (interpretatie via ervaring,
kennis, manier van decoderen) (vb. Kevin en babysit)
Boodschap: het verhaal waar alles om draait
4 aspecten: a. Zakelijke = ‘wat’ er gezegd wordt (link axioma2)
b. Expressieve = info over jezelf (intonatie, accent, kledingkeuze, mimiek)
c. Relationele = hoe jij je relatie ziet tussen jezelf en de ander (link axioma2)
d. Appelerende = boodschap zet ontvanger aan tot bep. reactie: rechtstreeks of
verborgen (vaak aandacht, hulpeloosheid)
Kanaal: de weg om je boodschap te vervoeren (zien, horen, aanraken, ruiken)