, 1. Historische achtergrond 500-1500
Het Frankische rijk werd bestuurd door middel van het feodale stelsel. De ‘leenheer’ gaf delen
van het rijk ‘in leen’ aan de ‘leenmannen’ of ‘vazallen’.
Als tegenprestatie beloofden ze hem trouw en hielpen het rijk te verdedigen.
VROEGE MIDDELEEUWEN 500-1000
Er was een enorme invloed van het geloof. Deze middeleeuwse cultuur wordt ook wel
theocentrisch genoemd, alles draaide om het geloof.
Priesters konden als enige lezen en schrijven en deden het onderwijs.
Priesters, eerste stand, geestelijke macht
Adel, tweede stand, bezat de wereldlijke macht
Het tweede hoofd kenmerk is het ridderlijke karakter van de beschaving. Alles was gericht op de
adel of kerk.
HOGE MIDDELEEUWEN 1000-1300
In de Hoge Middeleeuwen ontstonden de eerste steden. Er ontstond een derde stand, de burgerij.
De burgerij hield zich bezig met handel en nijverheid. In deze periode begint de literatuur
geschiedenis.
LATE MIDDELEEUWEN 1300-1500
Burgerij werd machtiger, waardig er een derde hoofdkenmerk bij kwam: het burgelijke.
Verschillende gebieden kwamen naar voren als centrum van economie en cultuur.
Grote massa arbeiders en boeren behoorden tot geen enkele stand. Ze stonden eigelijk buiten de
wereld van kunst, cultuur en onderwijs.
Drie hoofdkenmerken van de middeleeuwse cultuur:
1. Theocentrisch
2. Ridderlijk karakter
3. Burgerlijke cultuur
Het Frankische rijk werd bestuurd door middel van het feodale stelsel. De ‘leenheer’ gaf delen
van het rijk ‘in leen’ aan de ‘leenmannen’ of ‘vazallen’.
Als tegenprestatie beloofden ze hem trouw en hielpen het rijk te verdedigen.
VROEGE MIDDELEEUWEN 500-1000
Er was een enorme invloed van het geloof. Deze middeleeuwse cultuur wordt ook wel
theocentrisch genoemd, alles draaide om het geloof.
Priesters konden als enige lezen en schrijven en deden het onderwijs.
Priesters, eerste stand, geestelijke macht
Adel, tweede stand, bezat de wereldlijke macht
Het tweede hoofd kenmerk is het ridderlijke karakter van de beschaving. Alles was gericht op de
adel of kerk.
HOGE MIDDELEEUWEN 1000-1300
In de Hoge Middeleeuwen ontstonden de eerste steden. Er ontstond een derde stand, de burgerij.
De burgerij hield zich bezig met handel en nijverheid. In deze periode begint de literatuur
geschiedenis.
LATE MIDDELEEUWEN 1300-1500
Burgerij werd machtiger, waardig er een derde hoofdkenmerk bij kwam: het burgelijke.
Verschillende gebieden kwamen naar voren als centrum van economie en cultuur.
Grote massa arbeiders en boeren behoorden tot geen enkele stand. Ze stonden eigelijk buiten de
wereld van kunst, cultuur en onderwijs.
Drie hoofdkenmerken van de middeleeuwse cultuur:
1. Theocentrisch
2. Ridderlijk karakter
3. Burgerlijke cultuur