H1: inleidende begrippen
- Macro economisch: (het zicht van boven af) Arbeidsmarkt, participatiegraad,
werkloosheid, inkomensverdeling
- Micro economisch: Sociale tewerkstelling, doelgroepen(afstand tot de
arbeidsmarkt)
3 hoofdpartijen:
- Gezinnen = vertrekpunt van de economie (we hebben allemaal behoefte =
vraag) Stijgt de prijs daalt het goed = negatief verband
- Overheid = bv inkomen voor niet actieven & begroting
- Bedrijven = streven naar maximale winst (MO = MK) = aanbod ) Stijgt de
prijs stijgt de winst dus meer produceren= positief verband
- Vorig jaar: linker kant: De gezinnen vragen naar goederen en bedrijven
bieden aan
- Dit jaar: rechter kant: De bedrijven vragen naar arbeid! En gezinnen
bieden zich aan (Vraag en aanbod niet altijd goed afgestemd vacatures die
open blijven, knelpuntberoepen) VDAB (overheid) probeert dit te regelen
dit bijvoorbeeld aan de hand van sociale economie (loonkostsubsidiering)
- Afgeleide vraag van elkaar: positief verband beïnvloeden elkaar
bruto nationaal product (bnp)=
- het totale inkomen van de mensen die in een land wonen
- ongeacht of ze in dat land of het buitenland werken.
- veelgebruikte maatstaf voor de grootte van een economie.
bruto binnenlands product (bbp) (van een land of van een regio) =
- de marktwaarde van alle goederen en diensten die er op één jaar tijd
worden geproduceerd.
- Veelgebruikte maatstaf voor de welvaartscreatie van een land of
regio.
- belangrijke referentiestatistiek (fungeert dikwijls als noemer om
grootheden zoals onderwijsuitgaven in een juister perspectief te plaatsen.
Het laat vergelijkingen toe met andere landen of regio's)
- Vlaams gewest per inwoner in 2021: 38.200
euro koopkrachtstandaard (KKS)
1
,- gaat in stijgende lijn
- door covid kregen mensen schrik en gingen minder consumeren
2
, H2: Prijsvorming op de arbeidsmarkt
De arbeidsmarkt: het geheel van vraag naar- en aanbod van de productiefactor
arbeid
Prijzen stijgen altijd = inflatie koopkracht daalt index: automatische
indexering gekoppeld aan de lonen (loonstijging)
De krapte op de arbeidsmarkt bepaalt in belangrijke mate hoeveel de lonen
zullen stijgen.
Economisch gaat goed bedrijven moeilijk aan goed personeel lonen stijgen
Economisch slecht veel mensen ontslagen lonen nauwelijks stijgen
Ook overheid = belangrijke partij
- groot werkgever
- belastingen en premies
Verbanden op de arbeidsmarkt
De vraag naar arbeid= een afgeleide vraag (afhankelijk van vraag naar
goederen& diensten)
- Va= vraag naar arbeid
- Vg= vraag naar goederen
België inzake productie zeer gericht naar het buitenland
- X= exporteren
3
- Macro economisch: (het zicht van boven af) Arbeidsmarkt, participatiegraad,
werkloosheid, inkomensverdeling
- Micro economisch: Sociale tewerkstelling, doelgroepen(afstand tot de
arbeidsmarkt)
3 hoofdpartijen:
- Gezinnen = vertrekpunt van de economie (we hebben allemaal behoefte =
vraag) Stijgt de prijs daalt het goed = negatief verband
- Overheid = bv inkomen voor niet actieven & begroting
- Bedrijven = streven naar maximale winst (MO = MK) = aanbod ) Stijgt de
prijs stijgt de winst dus meer produceren= positief verband
- Vorig jaar: linker kant: De gezinnen vragen naar goederen en bedrijven
bieden aan
- Dit jaar: rechter kant: De bedrijven vragen naar arbeid! En gezinnen
bieden zich aan (Vraag en aanbod niet altijd goed afgestemd vacatures die
open blijven, knelpuntberoepen) VDAB (overheid) probeert dit te regelen
dit bijvoorbeeld aan de hand van sociale economie (loonkostsubsidiering)
- Afgeleide vraag van elkaar: positief verband beïnvloeden elkaar
bruto nationaal product (bnp)=
- het totale inkomen van de mensen die in een land wonen
- ongeacht of ze in dat land of het buitenland werken.
- veelgebruikte maatstaf voor de grootte van een economie.
bruto binnenlands product (bbp) (van een land of van een regio) =
- de marktwaarde van alle goederen en diensten die er op één jaar tijd
worden geproduceerd.
- Veelgebruikte maatstaf voor de welvaartscreatie van een land of
regio.
- belangrijke referentiestatistiek (fungeert dikwijls als noemer om
grootheden zoals onderwijsuitgaven in een juister perspectief te plaatsen.
Het laat vergelijkingen toe met andere landen of regio's)
- Vlaams gewest per inwoner in 2021: 38.200
euro koopkrachtstandaard (KKS)
1
,- gaat in stijgende lijn
- door covid kregen mensen schrik en gingen minder consumeren
2
, H2: Prijsvorming op de arbeidsmarkt
De arbeidsmarkt: het geheel van vraag naar- en aanbod van de productiefactor
arbeid
Prijzen stijgen altijd = inflatie koopkracht daalt index: automatische
indexering gekoppeld aan de lonen (loonstijging)
De krapte op de arbeidsmarkt bepaalt in belangrijke mate hoeveel de lonen
zullen stijgen.
Economisch gaat goed bedrijven moeilijk aan goed personeel lonen stijgen
Economisch slecht veel mensen ontslagen lonen nauwelijks stijgen
Ook overheid = belangrijke partij
- groot werkgever
- belastingen en premies
Verbanden op de arbeidsmarkt
De vraag naar arbeid= een afgeleide vraag (afhankelijk van vraag naar
goederen& diensten)
- Va= vraag naar arbeid
- Vg= vraag naar goederen
België inzake productie zeer gericht naar het buitenland
- X= exporteren
3