Antwoorden oefentoets KT 2.3
Antwoorden oefentoets
KT 2.3
Voorwoord
Iedere week worden over de colleges, werkgroepen en bronnen vragen gemaakt door de studenten. Na iedere vraag
staat tussen haakjes waar de informatie vandaan komt, bijvoorbeeld (FH2). Bij de antwoorden staat er onder de
vraag schuingedrukt een uitleg over waarom het antwoord goed is.
Voorbeeld toetsvragen:
Vraag 22 : Wat zijn de primaire kleuren? (bron: Itten)
A. Geel, oranje, blauw
B. Groen, oranje blauw
C. Blauw, rood, geel
Voorbeeld antwoord:
Vraag 22 : Wat zijn de primaire kleuren? (bron: Itten)
A. Geel, oranje, blauw
B. Groen, oranje blauw
C. Blauw, rood, geel
Toelichting:
In de kleurencirkel van Johannes Itten kun je de primaire kleuren vinden aan de binnenkant. Theoretisch gezien kun je
de primaire kleuren met elkaar mengen om het grootst mogelijke kleurengamma te verkrijgen.
Inhoudsopgave
Fysiotherapeutisch handelen5........................................................................................................................................3
Fysiologie....................................................................................................................................................................... 12
Medisch handelen........................................................................................................................................................14
Gedragswetenschappen................................................................................................................................................21
Anatomie....................................................................................................................................................................... 23
FH-PATH........................................................................................................................................................................ 28
E-learning...................................................................................................................................................................... 31
Module circulatie.....................................................................................................................................................31
Module ademhalingsstelsel......................................................................................................................................36
TOETS FH FYS MED GW ANA FH-PATH E-learning TOTAAL
Oefentoets 41 5 30 21 15 64 184
KT 2.3 43 6 18 8 7 8 6 96
Cijfer uitrekenen?
9 x (aantal goede antwoorden) : aantal toetsvragen = cijfer
Maarrrr…. GOKCORRECTIE
9 x (aantal goede antwoorden : aantal toetsvragen – 0,5 = definitieve cijfer 😉
, E-learning
1 A
2 B
Antwoorden oefentoets KT 2.3
3 C
4 A
FH FYS MED GW ANA FH-PATH 5 C
1 B 1 C 1 B 1 A 1 C 1 C 6 B
2 A 2 C 2 C 2 C 2 B 2 B 7 D
3 C 3 B 3 B 3 A 3 - 3 ADE 8 Abc
4 C 4 4 4 4 - 4 9 B
5 B 5 5 5 5 - 5 C 10 B
6 D 6 6 6 6 a 6 A 11 A
7 A 7 A 12 B
8 B 8 A 13 B
9 C 9 B 14 B
10 A 10 C 15 C
11 C 11 16 A
12 C 12 D 17 B
13 A 13 A 18 B
14 B 14 C 19 B
15 C 15 A 20 B
16 - 21 B
17 A 22 B
18 B 23 C
19 - 24 A
20 A 25 C
21 C 26 A
27 C
28 A
29 C
30 A
31 A
32 A
33 C
34 B
35 C
36 A
37 A
38 A
39 B
40 A
41 C
42 A
43 A
44 B
45 A
46 A
47 B
48 B
49 C
50 C
51 B
52 C
53 B
54 A
55 C
56 B
57 C
58 B
59 B
,Antwoorden oefentoets KT 2.3
Fysiotherapeutisch handelen5
Vraag 1 : Waar staat BRAVO-D voor? (FH1)
A. De non-communicable diseases die je progressief kan ontwikkelen
B. Bewegen, Roken, Alcohol, Voeding, Ontspanning en Drugs
C. Omgevingsfactoren zoals, blootstelling aan toxische stoffen
Vraag 2 : Wat is een familiaire aandoening? (FH1)
A. Aanleg hebben om dik te worden in een gezin waarin veel wordt gegeten
B. Een bepaald gen dat je geërfd hebt waardoor je een ziekte ontwikkeld
C. Het ontwikkelen van mentale gezondheidsproblemen
Toelichting:
B = Genetische aandoening : door erfelijkheid. Deze is niet veranderbaar.
C = een veranderbaar risicofactor
Vraag 3 : Wat is de normaalwaarde van de systolische druk? (FH1)
A. 90 mmHg
B. 140 mmHg
C. 120 mmHg
D. 80 mmHg
Toelichting:
Systolische druk = wanneer het hart pompt (linker kamer) dus bovendruk
Dystolische druk = wanneer het hart ontspant dus onderdruk
Normaalwaarde: 120/80 mmHg
Hoge bloeddruk : 140/90 mmHg
Vraag 4 : Wat is NIET WAAR over cholesterol waardes? (FH1)
A. De normale waarde is 5,0 mmol/L en de ernstige verhoging >8,0 mmol/L
B. De lichte verhoging is 6,4 mmol/L en de ernstige verhoging >8.0 mmol/L
C. De sterke verhoging is >8,0 mmol/L en de normaalwaarde 5,0 mmol/L
D. De lichte verhoging is 6,5-7,9 mmol/L en de ernstige verhoging >8,0 mmol/L
Toelichting:
Normaal : 5,0 mmol/liter
Lichte verhoging : 6,4 mmol/liter (wat helpt? Groenten, fruit, regelmatig bewegen, beperkt suiker,
Magere producten, onverzadigde vetten)
Ernstige verhoging : 6,5-7,9 mmol/liter (nodig: cholesterolverlagers (statines))
Sterke verhoging : > 8,0 mmol/L (kans op atherosclerose 4x hoger dan normaal)
Vraag 5 : Wat is WAAR over HDL- en LDL-cholesterol? (FH1)
A. Lichamelijke activiteit verhoogt de toename LDL-cholesterol
B. HDL-cholesterol brengt overtollige LDL-cholesterol terug naar de lever
C. Teveel inname van verzadigde vetzuren leidt tot een sterke verhoging van HDL-gehalte
Toelichting:
(LDL = low density lipides & HDL = high density lipides)
LDL-cholesterol : afval
o Het teveel wordt vanuit de lever aan de lopende band in het lichaam gedumpt en bevorderd
slagaderziekte
HDL-cholesterol :
o Brengt overtollige LDL-cholesterol “met kruiwagentjes tegelijk” terug naar lever waar het wordt
afgebroken
, Antwoorden oefentoets KT 2.3
Het gaat mis bij teveel inname van verzadigde vetzuren, met name transvetten. Dit leidt tot sterkere verhoging van
LDL-gehalte. Lichamelijke activiteit zorgt voor toename HDL-gehalte.
Vraag 6 : Fernandez heeft diabetes en vraag advies over wat voor training hij het beste kan doen. Welke
training raad jij als fysiotherapeut aan? (FH1)
A. Wandelen
B. Yoga
C. Rennen op de loopband
D. Gewichtheffen
Toelichting:
Wanneer je meer spiermassa hebt wordt het suiker makkelijker opgenomen (vgm..)
Vraag 7 : Wat zijn de 4 meest voorkomende NCD’s? (FH1)
- Cardio-vasculaire aandoeningen
- Kanker
- Chronische longaandoeningen
- Diabetes mellitus
Toelichting:
NCD’s staat voor non-communicable diseases. Ze zijn van lange duur en meestal langzaam progressief.
Vraag 8 : Wat is de definitie van nudging? (FH5)
A. Een techniek bij het honkballen
B. Een techniek om op een juiste manier nootjes te ontvellen.
C. Een motivatietechniek om bij iemand gewenst gedrag te creëren.
Vraag 9 : Een patiënt met claudicatio intermittens komt bij jou. Jij adviseert de patiënt om looptraining te
volgen. Wat is NIET WAAR over hoe je de beste resultaten bereikt? (FH6)
A. ACSM score van 3-4
B. Minimum van 6 maanden
C. Trainingsfrequentie van 3x per week
D. Minder dan 30 minuten per sessie
Toelichting:
Het is meer dan 30 minuten. Je hebt wel verschillende fases.
Fase Frequentie Duur fase Aantal
behandelingen
Startfase 3 maal per week 4 weken 12
Zelf-/trainingsfase 1-2 maal per week 8 weken 8-16
Onderhoudsfase 1-2 maal per maand 40 weken 9-18
Vraag 10 : Je hebt geadviseerd aan een patiënt met claudicatio intermittens om meer te gaan lopen.
Nu vraagt de patiënt of dat als hij in plaats van met de auto gaat fietsen naar werk voldoende is zodat hij niet hoeft
te lopen. Hij vindt lopen namelijk heel verschrikkelijk. Wat koppel jij terug naar deze patiënt? (FH6)
A. Ja dat is voldoende
B. Nee dat is niet voldoende
Toelichting:
Wel mag de patiënt ook fietsen want meer bewegen is goed. Alleen krijg je bij fietsen niet de krampen zoals bij lopen.
Hierdoor moet je ook verplicht looptraining doen ook al is het minder leuk.
Antwoorden oefentoets
KT 2.3
Voorwoord
Iedere week worden over de colleges, werkgroepen en bronnen vragen gemaakt door de studenten. Na iedere vraag
staat tussen haakjes waar de informatie vandaan komt, bijvoorbeeld (FH2). Bij de antwoorden staat er onder de
vraag schuingedrukt een uitleg over waarom het antwoord goed is.
Voorbeeld toetsvragen:
Vraag 22 : Wat zijn de primaire kleuren? (bron: Itten)
A. Geel, oranje, blauw
B. Groen, oranje blauw
C. Blauw, rood, geel
Voorbeeld antwoord:
Vraag 22 : Wat zijn de primaire kleuren? (bron: Itten)
A. Geel, oranje, blauw
B. Groen, oranje blauw
C. Blauw, rood, geel
Toelichting:
In de kleurencirkel van Johannes Itten kun je de primaire kleuren vinden aan de binnenkant. Theoretisch gezien kun je
de primaire kleuren met elkaar mengen om het grootst mogelijke kleurengamma te verkrijgen.
Inhoudsopgave
Fysiotherapeutisch handelen5........................................................................................................................................3
Fysiologie....................................................................................................................................................................... 12
Medisch handelen........................................................................................................................................................14
Gedragswetenschappen................................................................................................................................................21
Anatomie....................................................................................................................................................................... 23
FH-PATH........................................................................................................................................................................ 28
E-learning...................................................................................................................................................................... 31
Module circulatie.....................................................................................................................................................31
Module ademhalingsstelsel......................................................................................................................................36
TOETS FH FYS MED GW ANA FH-PATH E-learning TOTAAL
Oefentoets 41 5 30 21 15 64 184
KT 2.3 43 6 18 8 7 8 6 96
Cijfer uitrekenen?
9 x (aantal goede antwoorden) : aantal toetsvragen = cijfer
Maarrrr…. GOKCORRECTIE
9 x (aantal goede antwoorden : aantal toetsvragen – 0,5 = definitieve cijfer 😉
, E-learning
1 A
2 B
Antwoorden oefentoets KT 2.3
3 C
4 A
FH FYS MED GW ANA FH-PATH 5 C
1 B 1 C 1 B 1 A 1 C 1 C 6 B
2 A 2 C 2 C 2 C 2 B 2 B 7 D
3 C 3 B 3 B 3 A 3 - 3 ADE 8 Abc
4 C 4 4 4 4 - 4 9 B
5 B 5 5 5 5 - 5 C 10 B
6 D 6 6 6 6 a 6 A 11 A
7 A 7 A 12 B
8 B 8 A 13 B
9 C 9 B 14 B
10 A 10 C 15 C
11 C 11 16 A
12 C 12 D 17 B
13 A 13 A 18 B
14 B 14 C 19 B
15 C 15 A 20 B
16 - 21 B
17 A 22 B
18 B 23 C
19 - 24 A
20 A 25 C
21 C 26 A
27 C
28 A
29 C
30 A
31 A
32 A
33 C
34 B
35 C
36 A
37 A
38 A
39 B
40 A
41 C
42 A
43 A
44 B
45 A
46 A
47 B
48 B
49 C
50 C
51 B
52 C
53 B
54 A
55 C
56 B
57 C
58 B
59 B
,Antwoorden oefentoets KT 2.3
Fysiotherapeutisch handelen5
Vraag 1 : Waar staat BRAVO-D voor? (FH1)
A. De non-communicable diseases die je progressief kan ontwikkelen
B. Bewegen, Roken, Alcohol, Voeding, Ontspanning en Drugs
C. Omgevingsfactoren zoals, blootstelling aan toxische stoffen
Vraag 2 : Wat is een familiaire aandoening? (FH1)
A. Aanleg hebben om dik te worden in een gezin waarin veel wordt gegeten
B. Een bepaald gen dat je geërfd hebt waardoor je een ziekte ontwikkeld
C. Het ontwikkelen van mentale gezondheidsproblemen
Toelichting:
B = Genetische aandoening : door erfelijkheid. Deze is niet veranderbaar.
C = een veranderbaar risicofactor
Vraag 3 : Wat is de normaalwaarde van de systolische druk? (FH1)
A. 90 mmHg
B. 140 mmHg
C. 120 mmHg
D. 80 mmHg
Toelichting:
Systolische druk = wanneer het hart pompt (linker kamer) dus bovendruk
Dystolische druk = wanneer het hart ontspant dus onderdruk
Normaalwaarde: 120/80 mmHg
Hoge bloeddruk : 140/90 mmHg
Vraag 4 : Wat is NIET WAAR over cholesterol waardes? (FH1)
A. De normale waarde is 5,0 mmol/L en de ernstige verhoging >8,0 mmol/L
B. De lichte verhoging is 6,4 mmol/L en de ernstige verhoging >8.0 mmol/L
C. De sterke verhoging is >8,0 mmol/L en de normaalwaarde 5,0 mmol/L
D. De lichte verhoging is 6,5-7,9 mmol/L en de ernstige verhoging >8,0 mmol/L
Toelichting:
Normaal : 5,0 mmol/liter
Lichte verhoging : 6,4 mmol/liter (wat helpt? Groenten, fruit, regelmatig bewegen, beperkt suiker,
Magere producten, onverzadigde vetten)
Ernstige verhoging : 6,5-7,9 mmol/liter (nodig: cholesterolverlagers (statines))
Sterke verhoging : > 8,0 mmol/L (kans op atherosclerose 4x hoger dan normaal)
Vraag 5 : Wat is WAAR over HDL- en LDL-cholesterol? (FH1)
A. Lichamelijke activiteit verhoogt de toename LDL-cholesterol
B. HDL-cholesterol brengt overtollige LDL-cholesterol terug naar de lever
C. Teveel inname van verzadigde vetzuren leidt tot een sterke verhoging van HDL-gehalte
Toelichting:
(LDL = low density lipides & HDL = high density lipides)
LDL-cholesterol : afval
o Het teveel wordt vanuit de lever aan de lopende band in het lichaam gedumpt en bevorderd
slagaderziekte
HDL-cholesterol :
o Brengt overtollige LDL-cholesterol “met kruiwagentjes tegelijk” terug naar lever waar het wordt
afgebroken
, Antwoorden oefentoets KT 2.3
Het gaat mis bij teveel inname van verzadigde vetzuren, met name transvetten. Dit leidt tot sterkere verhoging van
LDL-gehalte. Lichamelijke activiteit zorgt voor toename HDL-gehalte.
Vraag 6 : Fernandez heeft diabetes en vraag advies over wat voor training hij het beste kan doen. Welke
training raad jij als fysiotherapeut aan? (FH1)
A. Wandelen
B. Yoga
C. Rennen op de loopband
D. Gewichtheffen
Toelichting:
Wanneer je meer spiermassa hebt wordt het suiker makkelijker opgenomen (vgm..)
Vraag 7 : Wat zijn de 4 meest voorkomende NCD’s? (FH1)
- Cardio-vasculaire aandoeningen
- Kanker
- Chronische longaandoeningen
- Diabetes mellitus
Toelichting:
NCD’s staat voor non-communicable diseases. Ze zijn van lange duur en meestal langzaam progressief.
Vraag 8 : Wat is de definitie van nudging? (FH5)
A. Een techniek bij het honkballen
B. Een techniek om op een juiste manier nootjes te ontvellen.
C. Een motivatietechniek om bij iemand gewenst gedrag te creëren.
Vraag 9 : Een patiënt met claudicatio intermittens komt bij jou. Jij adviseert de patiënt om looptraining te
volgen. Wat is NIET WAAR over hoe je de beste resultaten bereikt? (FH6)
A. ACSM score van 3-4
B. Minimum van 6 maanden
C. Trainingsfrequentie van 3x per week
D. Minder dan 30 minuten per sessie
Toelichting:
Het is meer dan 30 minuten. Je hebt wel verschillende fases.
Fase Frequentie Duur fase Aantal
behandelingen
Startfase 3 maal per week 4 weken 12
Zelf-/trainingsfase 1-2 maal per week 8 weken 8-16
Onderhoudsfase 1-2 maal per maand 40 weken 9-18
Vraag 10 : Je hebt geadviseerd aan een patiënt met claudicatio intermittens om meer te gaan lopen.
Nu vraagt de patiënt of dat als hij in plaats van met de auto gaat fietsen naar werk voldoende is zodat hij niet hoeft
te lopen. Hij vindt lopen namelijk heel verschrikkelijk. Wat koppel jij terug naar deze patiënt? (FH6)
A. Ja dat is voldoende
B. Nee dat is niet voldoende
Toelichting:
Wel mag de patiënt ook fietsen want meer bewegen is goed. Alleen krijg je bij fietsen niet de krampen zoals bij lopen.
Hierdoor moet je ook verplicht looptraining doen ook al is het minder leuk.