Samenvatting autocad:
Info:
Model space: rechts vanonder.
Paper space: links vanonder.
Line: lijn tool > line typen, L typen of aanduiden vanboven.
Esc: uit commando. Stoppen met de tool.
Starten in oorsprong: 0,0 typen.
Iets selecteren:
o Slepen naar rechts > blauw > alleen de objecten die je volledig aanduid
worden geselecteerd.
o Slepen naar links > groen > alle objecten die je nog maar een stuk raakt
worden geselecteerd.
o Klik > slepen > klik: een recht vierkant om te selecteren.
o Blijven klikken> slepen: zelf aanduiden met een vrije vorm.
Verwijderen: delete.
Deselecteren: shift.
Verplaatsen: move tool > move typen, M typen of aanduiden vanboven.
Trim: stuk wegknippen.
Extend (bij trim): verlengen.
Offset: lijn bepaalde afmeting afzetten van de andere lijn.
Fillet: hoeken afronden > 2 lijnen aanduiden > pijltje naar onder (radius) > enter >
straal ingeven voor de afronding.
Snap opties:
U: via commando. Undo, ongedaan maken.
XL: via commando. Hulplijnen.
Eenheid aanpassen: units > precision.
Page setup: schaal en printformaat aanpassen.
Scale: objecten verkleinen of vergroten.
Polyline: lijn zonder onderbroken lijnstukken.
Pedit: losse lijnstukken een polyline van maken.
Mirror: objecten spiegelen > object selecteren > punt in het midden selecteren >
richting spiegelen aanduiden.
Rotate: object selecteren > punt aanduiden > copy > graden invullen.
Divide: lijn opsplitsen in aantal punten.
Hatch: arceringen toepassen bij gesloten objecten.
Viewports: lay-out op presentatielaag met aanzichten.
1
, Les 1:
NEW BESTAND:
Kolom links > new > browse template > acadiso (autocad iso) > open.
Vanboven > ribben waar alle functionaliteit inzit > bestaande uit tabs.
Tools typen via command tool of via balk vanboven aanduiden.
STARTEN UIT OORSPRONG:
Starten met tool in de oorsprong > tool aanduiden > 0 komma 0 typen > enter.
Specify tool > komma dient voor te wisselen tussen x en y coordinaat.
Lijn stoppen en een nieuwe starten > enter (lijn eindigen) > enter (nieuwe lijn
starten).
MOVE TOOL:
Object verplaatsen > move tool aanduiden > object selecteren (tool blijft aangeduid,
kan meerdere selecteren) > enter als men alles aangeduid heeft > kiezen welk punt ik
wil verplaatsen > klik > plek kiezen voor dit punt.
Les 2:
MODEL SPACE:
Model space kent geen grootte, schaal of eenheid . AutoCAD kent enkel units. Jij
vertelt AutoCAD hoe jij de unit interpreteerde . mm of cm.
Rechtsonder > opties menu > dynamic input > extra info aan cursor aanzetten of
uitzetten (afzetten als tekening te veel geheugen heeft).
Model space > orthogonally = lijnt uit met de x en y-as.
Model space > polar tracking = snapt op de graden > opties aanzetten voor op
meerdere graden te snappen.
Model space > kwadrant = snappen op de kwadranten van een cirkel.
Hulplijnen gebruiken > commando XL typen > oneindig lange lijn.
PAPER SPACE:
Paper space heeft bepaalde grootte, werkt met schaal en eenheden.
Schakelen tussen model space en paper space door model- en layout tabs te
gebruiken.
HATCHEN/ INKLEUREN:
Hatch > inkleuren > verschillende opties met patroon, schaal, … > hatchen heeft
grenzen nodig.
Hatch > pick points = in de vlakken aanduiden.
Hatch pattern scale > schaal van texturen aanpassen.
2
Info:
Model space: rechts vanonder.
Paper space: links vanonder.
Line: lijn tool > line typen, L typen of aanduiden vanboven.
Esc: uit commando. Stoppen met de tool.
Starten in oorsprong: 0,0 typen.
Iets selecteren:
o Slepen naar rechts > blauw > alleen de objecten die je volledig aanduid
worden geselecteerd.
o Slepen naar links > groen > alle objecten die je nog maar een stuk raakt
worden geselecteerd.
o Klik > slepen > klik: een recht vierkant om te selecteren.
o Blijven klikken> slepen: zelf aanduiden met een vrije vorm.
Verwijderen: delete.
Deselecteren: shift.
Verplaatsen: move tool > move typen, M typen of aanduiden vanboven.
Trim: stuk wegknippen.
Extend (bij trim): verlengen.
Offset: lijn bepaalde afmeting afzetten van de andere lijn.
Fillet: hoeken afronden > 2 lijnen aanduiden > pijltje naar onder (radius) > enter >
straal ingeven voor de afronding.
Snap opties:
U: via commando. Undo, ongedaan maken.
XL: via commando. Hulplijnen.
Eenheid aanpassen: units > precision.
Page setup: schaal en printformaat aanpassen.
Scale: objecten verkleinen of vergroten.
Polyline: lijn zonder onderbroken lijnstukken.
Pedit: losse lijnstukken een polyline van maken.
Mirror: objecten spiegelen > object selecteren > punt in het midden selecteren >
richting spiegelen aanduiden.
Rotate: object selecteren > punt aanduiden > copy > graden invullen.
Divide: lijn opsplitsen in aantal punten.
Hatch: arceringen toepassen bij gesloten objecten.
Viewports: lay-out op presentatielaag met aanzichten.
1
, Les 1:
NEW BESTAND:
Kolom links > new > browse template > acadiso (autocad iso) > open.
Vanboven > ribben waar alle functionaliteit inzit > bestaande uit tabs.
Tools typen via command tool of via balk vanboven aanduiden.
STARTEN UIT OORSPRONG:
Starten met tool in de oorsprong > tool aanduiden > 0 komma 0 typen > enter.
Specify tool > komma dient voor te wisselen tussen x en y coordinaat.
Lijn stoppen en een nieuwe starten > enter (lijn eindigen) > enter (nieuwe lijn
starten).
MOVE TOOL:
Object verplaatsen > move tool aanduiden > object selecteren (tool blijft aangeduid,
kan meerdere selecteren) > enter als men alles aangeduid heeft > kiezen welk punt ik
wil verplaatsen > klik > plek kiezen voor dit punt.
Les 2:
MODEL SPACE:
Model space kent geen grootte, schaal of eenheid . AutoCAD kent enkel units. Jij
vertelt AutoCAD hoe jij de unit interpreteerde . mm of cm.
Rechtsonder > opties menu > dynamic input > extra info aan cursor aanzetten of
uitzetten (afzetten als tekening te veel geheugen heeft).
Model space > orthogonally = lijnt uit met de x en y-as.
Model space > polar tracking = snapt op de graden > opties aanzetten voor op
meerdere graden te snappen.
Model space > kwadrant = snappen op de kwadranten van een cirkel.
Hulplijnen gebruiken > commando XL typen > oneindig lange lijn.
PAPER SPACE:
Paper space heeft bepaalde grootte, werkt met schaal en eenheden.
Schakelen tussen model space en paper space door model- en layout tabs te
gebruiken.
HATCHEN/ INKLEUREN:
Hatch > inkleuren > verschillende opties met patroon, schaal, … > hatchen heeft
grenzen nodig.
Hatch > pick points = in de vlakken aanduiden.
Hatch pattern scale > schaal van texturen aanpassen.
2