HOOFDSTUK 5.
PARAGRAAF 5.1 – KWANTITATIEF ONDERZOEK, DE BASISBEGRIPPEN
Kwantitatief onderzoek = onderzoek waar je informatie verkrijgt in de vorm van
cijfers
Census = onderzoek onder de gehele populatie
Populatie = verzameling elementen die samen de doelgroep vormen waarover je
een uitspraak wilt doen (doelgroep van een onderzoek)
Steekproef = een kleine groep uit de populatie onderzoeken, moet lijken op de
populatie
Steekproefkader = lijst van alle elementen van de populatie, zodat deze kan
worden afgebakend
Filtervraag = vragen die uitsluitsel geven in het onderzoek
Non-respons = niet iedereen die is gevraagd om mee te werken aan het
onderzoek werkt ook daadwerkelijk mee
PARAGRAAF 5.2 – REPRESENTATIVITEIT EN RESPONS
Accespools = een site waarop mensen zich kunnen aanmelden als respondent
Internetacces-panels = de bestanden van de accespools
Zelf-selecterende steekproef = wanneer respondenten zelf beslissen om mee te
doen aan een onderzoek
MANIEREN OM DE RESPONS TE VERHOGEN:
1. Een vooraankondiging
2. Vragenlijst moet niet te lang zijn
3. Een follow-up als reminder
4. Telefonisch onderzoek: goedkeuring hebben om telefoonnummer te
gebruiken
5. Internetonderzoek: internetaccess-panels up-to-date houden
6. Face-to-face: correcte houding van onderzoeker & duidelijke, korte
vragenlijst
PARAGRAAF 5.3 – HET BEREIKEN VAN DE RESPONDENT
MANIEREN OM VRAGENLIJSTEN AF TE NEMEN:
- Computergestuurd: Computer vs. Persoonlijk
- Locatie: Thuis vs. Werkplek vs. Locatie onderzoeksbureau vs. Random
- Techniek van interviewen: Online vs. Face-to-face vs. Telefonisch vs.
Schriftelijk
, - Invoeren antwoorden: Respondent vs. Interviewer
Mengvormen = wanneer je verschillende technieken van interviewen door elkaar
gebruikt
BEPERKINGEN ONLINE ONDERZOEK:
- Mensen die niet handig zijn met een computer vallen buiten de steekproef
- Niet iedereen is bereikbaar, omdat niet iedereen bekend is in de
accespools
Paneldruk = het aantal vragenlijsten wat men in te vullen krijgt
Herwegen = de respons wordt zodanig bewerkt dat de bevolking zo goed
mogelijk wordt gerepresenteerd
Voor- en nadelen per enquêtevorm = pagina 136 boek Marktonderzoek
PARAGRAAF 5.4 – MEETNIVEAUS
Centrummaten:
- Gemiddelde = totale antwoorden samen / het aantal antwoorden
- Modus = het meest gegeven antwoord
- Mediaan = het middelste getal in een reeks, getallen staan in oplopende
volgorde
Meetniveaus:
Nominaal = er is maar één antwoord mogelijk. Modus kan worden bepaald
- In wat voor een huis woont u?
- Rijtjeshuis
Ordinaal = er is een vaste oplopende schaal voor de mogelijke antwoorden,
afstand tussen antwoorden is onduidelijk. Modus en mediaan kunnen worden
bepaald
- In hoeverre bent u het eens met de volgende bewering?
- Helemaal mee eens – mee eens –neutraal – mee oneens – helemaal mee
oneens
Interval = er zit een gelijke afstand tussen de antwoordenopties. Modus, mediaan
en gemiddelde kunnen worden bepaald
- In welke eeuw is dit boek voor het eerst gedrukt?
- 18e eeuw – 19e eeuw – 20e eeuw – 21e eeuw
Ratio = er zit een gelijke afstand tussen en een nulpunt bij de antwoordenopties,
antwoord kan niet negatief zijn. Modus, mediaan en gemiddelde kunnen worden
bepaald
- Wat is uw leeftijd?
- 20 jaar