Samenvatting Klinische Pathologie Hoofdstukken 15, 17 en 18

Inhoudsopgave

Hoofdstuk
15
Motoriek/
beweging
2

15.1
bewegingsapparaat
2

Botverbindingen
3

15.2
Fractuurleer
5

15.3
Osteoporose
7

15.4
Enkel
reumatische
afwijkingen
7

Hoofdstuk
17:
Genitaliën
/voortplanting
8

17.1
Genitaliën/
voortplanting
8

17.2
Prostaathyperplasie
en
prostaatkanker
9

17.3
Zwangerschap
en
bevalling
10

17.4
Zwangerschapshypertensie,
pre-­‐
eclampsie
en
HELLP
12

17.5
Fluxus/
vloeien
12

Hoofdstuk
18:
Zintuigen/
sensoriek
13

18.1
Zintuigen
13

18.2
Cataract
15

18.3
Glaucoom
16

18.4
Otitis
media
16








,Klinisch
pathologie

Hoofdstuk
15
Motoriek/
beweging

15.1
bewegingsapparaat

Willekeurige
beweging
wordt
mogelijk
gemaakt
door:

• Hersenen

• Ruggenmerg

• Perifere
zenuwen

• Spiervezels
en
pezen

• Botten

• Gewrichten

• Sensoren
in
spieren
en
gewrichten



Proprioceptie
à
Het
voelen
van
de
eigen
houding
en
beweging.



Functie
skelet:

• Beschermen
van
kwetsbare
organen


• Maken
beweging
mogelijk

• Opslag
plaats
voor
calcium



Botweefsel

Kraakbeen
wordt
opgezet
in
bot
door
onder
andere
afzetting
van
kalzouten.
Kalzouten

maken
de
botten
stijf.
Maar
dit
is
niet
bij
alle
botten
zo.
Er
kan
ook
verbening
van

bindweefsel
plaatsvinden
(schedel).




Beenweefsel
bestaat
uit
collageen
en
calcium
verbindingen.
De
collagene
vezels
vangen
de

trekkrachten
op.




Periostà
Beenvlies.
Dit
ombindt
alle
botten
in
ons
lichaam.
Dit
bevat
veel
gevoelszenuwen

en
bloedvaten.
Als
het
periost
gebogen
wordt
bij
een
breuk
doet
dit
pijn.


Functie:

• Botvorming

• Botgenezing

• Intensieve
stofwisseling



Osteoblasten
à
Botbouwers.
Actief
bij
kinderen.


Osteoclasten
à
Botkrakers.



Epifysaire
schijven
à
Hier
vindt
de
lengte
groei
van
de
pijpbeenderen
plaats.
Hier
wordt

steeds
een
nieuw
laagje
kraakbeen
gevormd.
Door
hormonen
worden
de
epifysaire
schijven

uiteindelijke
gesloten
waardoor
de
groei
stopt.












2


,Drie
verschillende
botten:


• Platte
beenderen
(hersenschedel)

• Pijpbeenderen
(ellepijp)

• Onregelmatige
beenderen
(wervels)




Botverbindingen

Botten
zijn
op
verschillende
manieren
verbonden:

• Synoviaal
gewrichten.
Erg
bewegelijk
maar
ook
erg

kwetsbaar
zoals
je
schouder.


• Kraakbeenverbindingen.
Minder
bewegelijk
maar

wel
stabieler.
Zoals
de
verbindingen
tussen
de

ribben
en
het
borstbeen.

• Vezelige
verbindingen.
Heel
stabiel.
Zoals
een

volgroeide
schedel.



Kraakbeen
wordt
dunner
naar
mate
we
ouderen
worden.
Omdat
het
slecht
doorbloed
is
is

het
herstel
erg
lastig.




Luxatie
à
Ontwrichting



De
botten
van
een
gewricht
worden
bijeengehouden
door
ligamenten
(banden).
Deze

beperken
de
bewegingsmogelijkheid
wat
belangrijk
is
voor
de
passieve
stabiliteit
van
een

gewricht.
Voorbeelden
van
ligamenten
zijn
kruisbanden
en
enkelbanden.



Spierfuncties:

• Geven
vorm
aan
het
lichaam
(bodybuilder).

• Lichaamshouding

• Maken
beweging
mogelijk.

• Productie
van
warmte
bij
actieve
staat.



Spierwerking

Spieren
kunnen
alleen
maar
trekken
en
niet
duwen.




Antagonisten
à
Tegengestelde
spieren.


Anagisten
à
Spieren
die
hetzelfde
doen.

Flexoren
à
Buigers

Extensoren
à
Strekkers



Slijmbeurs
(bursa)

Dit
is
een
holte
met
dunnen
wanden
die
gevuld
is
met
synovia
(gewrichtsvocht).
Bursa’s

zitten
op
plekken
waar
wrijving
plaats
vindt.




Wervelkolom

Deze
is
opgebouwd
uit:

• Zeven
cervicale
wervels
(nekwervels).
Smal
en
kwetsbaar.

• Twaalf
thoracale
wervels
(borstwervels).
Verbonden
met
de
ribben.


3


, • Vijf
lumbale
wervels
(lendenwervels).
Zijn
breed.

• Vijf
vergroeide
sacrale
wervels
(heiligbeen).
Zijn
vergroeid
en
vormen
het
os
sacrum.

• Drie
tot
vier
coccygeale
wervels
(staartwervels).



Os
sacrum
à
Heiligbeen



Bouw
wervel





Os
coxae
à
Heupbeen

Os
sacrum
à
Heiligbeen

Femur
à
Dijbeen

Tibia
à
Scheenbeen

Fibula
à
Kuitbeen

Ossa
tarsalia
à
Voetwortelbeentjes

Ossa
metatarsalia
à

Middenvoetsbeentjes

Phalanges
pedis
à
Teenkootjes





Sacro-­‐iliacale-­‐gewricht
à
De
verbinding
van
het
os
sacrum
aan
het
os
coxae
aan
de

achterzijde
van
de
rug.



Symfysis
pubica
à
Verbinding
van
de
os
coxae
doormiddel
van
kraakbeen.




Knie


Kruisbanden
zorgen
ervoor
dat
het
femur
en
tibia
ten
opzichte
van
elkaar
naar
voren
of

achteren
kunnen
schuiven.




Mediale
collaterale
banden
voorkomen
dat
het
onderbeen
naar
buiten
kan
knikken
ten

opzichte
van
het
bovenbeen.
De
laterale
collateraalbanden
voorkomen
dat
het
onderbeen

naar
binnen
kan
knikken
ten
opzichte
van
het
bovenbeen.




Enkel
en
voet

De
voet
bestaat
uit
de
volgende
botten:

• Zeven
tarsalia
(voetwortelbeentjes)

• Vijf
metatarsalia
(middenvoetsbeentjes)

• Veertien
phalangen
(kootjes)



De
enkel
bestaat
uit
twee
gewrichten:

• Het
bovenste
spronggewricht,
wordt
gevormd
door
tibia
en
fibula
van
boven
en
de

talus
eronder.
Dit
gewricht
zorgt
ervoor
dat
je
op
je
tenen
en
hielen
kan
lopen.

• Het
onderste
spronggewricht,
tussen
voetwortelbeenderen
onderling.
Zorgt
ervoor

dat
je
je
voetzool
kan
draaien.








4