vragen)
Trainingsprincipes
1. Trainen is het oefenen in een tak van sport of oefenen in een bepaalde
vaardigheid.
2. Spierkracht is de maximale kracht die een spier kan opwekken. Stelling:
hoe sneller je een beweging maakt, hoe meer kracht er ontstaat.
3. Snelheid is een aangeboren kwaliteit en kan het vermogen hiervan kan
niet groter worden.
4. Het aeroob vermogen is de snelheid van energievrijmaking door metabole
celprocessen die afhangen van de beschikbaarheid en betrokkenheid van
zuurstof.
5. Het ATP dat wordt gevormd en wordt gebruikt bij het aeroob vermogen
komt uit het ATP-CP energiesysteem.
6. Het principe van reversibiliteit houdt in dat om je spierkracht op gang te
houden een onderhoudsplan moet hebben.
7. Voor optimale krachtontwikkeling is een matige weerstand (30-70% van
1RM) met veel herhalingen (10-25) nodig.
8. Het doen van 1 set bij beginners is voldoende.
9. In de klassieke periodering voor kracht en vermogen zijn 5 fases. Fase
nummer 4 gaat over piekkracht.
10. Een microcyclus duurt 1 – 6 maanden.
11. De krachttrainingsvorm isokinesie zorgt ervoor dat de bewegingssnelheid
gelijk blijft waardoor de spieren maximaal kunnen contraheren.
Inspanningstest en trainingsschema’s
12. Het doen van een medische evaluatie is nodig voor het beginnen aan een
beweegprogramma. Stelling: vanuit een medische evaluatie kan een
beweegprogramma opgesteld worden.
13. Onderdeel van een medische evaluatie is een inspannings-ECG.
14. De methode van Tanaka is de betrouwbaarste van de drie methodes.
15. Bij de methode van Tanaka wordt de maximale hartslag als volgt berekend:
Hfrust + (50 – 85% x Hf reserve).
16. De werkelijke Hfmax kan 15 – 20 slagen per minuut afwijken.
17. De borgschaal loopt van 1 – 20 en staat er is een verband tussen gevoel en
Hf.
18. Type inspanning, de inspanningsduur, intensiteit van de inspanning en
frequentie van de inspanning horen bij de FIT-triade.
19. Je kunt nooit weten of een sporter al volledig is hersteld van een
krachttraining.
20. De PARQ is een vragenlijst waarmee je gemakkelijk kan beoordelen of het
verstandig is om meer te gaan bewegen zonder de huisarts te raadplegen.
21. MET staat voor metabole equivalent. En geeft de hoeveelheid zuurstof aan
die het lichaam consumeert en staat in directe verhouding tot de energie
die verbruikt wordt tijdens lichamelijke activiteiten. Stelling: 1 MET staat
voor 4,5 ml/kg/min.
ET & HIIT
22. Bij duurtraining wordt vaak rond de verzuringsdrempel getraind. Stelling:
deze drempel wordt ook wel de aerobe drempel genoemd.
23. Extensieve duurtraining is een duurvorm waar met een lage snelheid een
grote afstand wordt afgelegd en dit op een gelijkmatig tempo.