7
Thema 2. Basisbegrippen en
indeling van het recht
1. Basisbegrippen
A. Norm, regel, wet, bevel
b. Terminologie
Een norm is een algemeen gedragsvoorschrift dat betrekking heeft op een onbepaald aantal
situaties of personen.
Een wet is specifieker dan een norm, dit gaat uit van een overheid. Hierin hebben we nog
het onderscheid tussen een wet in de materiële of brede zin en een wet in de formele of
enge zin.
In de brede betekenis gaan wetten uit van een overheid
(uitvoerende macht). In de enge betekenis gaan deze uit van Federale overheid en parlementen
een wetgevende macht. In deze enge betekenis hebben we
in België te maken met verschillende wetten. Wetten worden
Gemeenschappen en gewesten
door het Belgische federale parlement goedgekeurd en door
de Koning bekrachtigd. Decreten betreffen gemeenschappen
en gewestparlementen. En ordonnanties gaan uit van het Provincies en gemeenten
Brussels gewest.
Het ander synoniem van norm is regel. Deze doet echter ook Functionele overheid
denken aan ‘uitzondering’. In de rechtspraak en in de cursus
zullen deze 3 woorden door elkaar gebruikt worden.
Ex.:
Elk decreet is een formele wet. Juist.
Elke Belgische wet is een formele wet. Juist.
Elk decreet is even sterk als een materiële wet. Fout
c. Gesanctioneerde en niet-gesanctioneerde normen
Juridische normen zijn afdwingbaar via de overheid. Wie een norm niet naleeft, riskeert een
sanctie. Echte rechtsregels hebben altijd een sanctie. (≠straf, enkel bij strafrecht)
Maar een zijn ook heel wat normen die – op het eerste gezicht – niet gesanctioneerd zijn. Dit
zijn de hulpregels. Deze zijn in combinatie met andere regels wel degelijk sanctioneerbaar.
Bv. In art. 388 van het Oud Burgerlijk Wetboek staat wat een minderjarige is. Die definitie
heeft op zich geen ‘normerend’ karakter, maar krijgt deze pas door combinatie met andere
regels die stellen wat minderjarigen wel of niet mogen.
L.D.
, 8
Alvorens een rechtsregel met een onvoldoende afgeschoten wordt, moet er nagekeken
worden of er in het geheel van het recht, geen andere, eerder onrechtstreekse
mogelijkheden tot sanctionering bestaan. Door middel van indirecte sancties kan een
verongelijkte partij (niet enkel de overheid dus) immers de naleving van de regel afdwingen.
Bv. In combinatie met ‘fout’ van ‘burgerlijke aansprakelijkheid’
Vaak is de sanctie ook niet ernstig genoeg om deze na te leven.
Bv. Je rijdt te snel omdat iemand aan het sterven is.
Bv. Er is corona en het ene café sluit, het andere blijft open. Het open café betaalt boetes
want verdient genoeg.
Rechtstreeks is de sanctie te zwak om de regel na te leven. Maar onrechtstreeks is er nog
een andere sanctie. Bv. Gesloten café gaat failliet en gaat naar een advocaat. Zij kijken naar
de oorzaak hiervan en zien dat het komt doordat het andere café open was. Deze zal dan
een vergoeding moeten betalen.
d. Gebiedende en verbiedende normen (niet zo belangrijk)
Juridische afdwingbare normen hebben steeds een van deze twee logische basisvormen.
Gebiedend: als a, dan b (moeten)
Verbiedend: als c, dan niet d (niet mogen)
e. Dwingende en aanvullende normen en normen van openbare
orde (ex)
Dwingende of imperatieve regels zijn normen waarvan niet mag worden afgeweken. Wie dit
toch doet, loopt het risico gesanctioneerd te worden.
Bv. In een huurcontract staat 3 maanden opzeg. (staat in de wet)
Daarentegen zijn aanvullende of suppletieve rechtsregels normen waarvan wel mag worden
afgeweken. De term ‘aanvullend’ wijst er precies op dat dit soort normen slechts op de
proppen komt om onderlinge afspraken aan te vullen.
Bv. A (plaats 1) koopt auto van B (plaats 2). Eerst betalen dan geleverd. Wie moet de auto
vervoeren? In de wet staat dat A hem moet gaan halen. Je kun hier wel van afwijken; B
brengt auto naar plaats 1. De wet vult aan waar je niet overeen komt.
Bv. Als iemand sterf van een brood dan zullen de erfgenamen naar de bakker gaan. Deze zal
kunnen worden terechtgesteld door de aanvullende wetten. (stilzwijgend afgesproken)
Bv. Tenzij partijen overkomen is opzegtermijn 6 maanden -> aanvullend
Niet tegenstaande elk andersluidend beding is elk opzegtermijn 6 maanden -> dwingend
Contract moet opgesteld worden in min. 2 exemplaren op straffe van nietigheid -> dwingend
Vbn.: p. 26-27
L.D.
Thema 2. Basisbegrippen en
indeling van het recht
1. Basisbegrippen
A. Norm, regel, wet, bevel
b. Terminologie
Een norm is een algemeen gedragsvoorschrift dat betrekking heeft op een onbepaald aantal
situaties of personen.
Een wet is specifieker dan een norm, dit gaat uit van een overheid. Hierin hebben we nog
het onderscheid tussen een wet in de materiële of brede zin en een wet in de formele of
enge zin.
In de brede betekenis gaan wetten uit van een overheid
(uitvoerende macht). In de enge betekenis gaan deze uit van Federale overheid en parlementen
een wetgevende macht. In deze enge betekenis hebben we
in België te maken met verschillende wetten. Wetten worden
Gemeenschappen en gewesten
door het Belgische federale parlement goedgekeurd en door
de Koning bekrachtigd. Decreten betreffen gemeenschappen
en gewestparlementen. En ordonnanties gaan uit van het Provincies en gemeenten
Brussels gewest.
Het ander synoniem van norm is regel. Deze doet echter ook Functionele overheid
denken aan ‘uitzondering’. In de rechtspraak en in de cursus
zullen deze 3 woorden door elkaar gebruikt worden.
Ex.:
Elk decreet is een formele wet. Juist.
Elke Belgische wet is een formele wet. Juist.
Elk decreet is even sterk als een materiële wet. Fout
c. Gesanctioneerde en niet-gesanctioneerde normen
Juridische normen zijn afdwingbaar via de overheid. Wie een norm niet naleeft, riskeert een
sanctie. Echte rechtsregels hebben altijd een sanctie. (≠straf, enkel bij strafrecht)
Maar een zijn ook heel wat normen die – op het eerste gezicht – niet gesanctioneerd zijn. Dit
zijn de hulpregels. Deze zijn in combinatie met andere regels wel degelijk sanctioneerbaar.
Bv. In art. 388 van het Oud Burgerlijk Wetboek staat wat een minderjarige is. Die definitie
heeft op zich geen ‘normerend’ karakter, maar krijgt deze pas door combinatie met andere
regels die stellen wat minderjarigen wel of niet mogen.
L.D.
, 8
Alvorens een rechtsregel met een onvoldoende afgeschoten wordt, moet er nagekeken
worden of er in het geheel van het recht, geen andere, eerder onrechtstreekse
mogelijkheden tot sanctionering bestaan. Door middel van indirecte sancties kan een
verongelijkte partij (niet enkel de overheid dus) immers de naleving van de regel afdwingen.
Bv. In combinatie met ‘fout’ van ‘burgerlijke aansprakelijkheid’
Vaak is de sanctie ook niet ernstig genoeg om deze na te leven.
Bv. Je rijdt te snel omdat iemand aan het sterven is.
Bv. Er is corona en het ene café sluit, het andere blijft open. Het open café betaalt boetes
want verdient genoeg.
Rechtstreeks is de sanctie te zwak om de regel na te leven. Maar onrechtstreeks is er nog
een andere sanctie. Bv. Gesloten café gaat failliet en gaat naar een advocaat. Zij kijken naar
de oorzaak hiervan en zien dat het komt doordat het andere café open was. Deze zal dan
een vergoeding moeten betalen.
d. Gebiedende en verbiedende normen (niet zo belangrijk)
Juridische afdwingbare normen hebben steeds een van deze twee logische basisvormen.
Gebiedend: als a, dan b (moeten)
Verbiedend: als c, dan niet d (niet mogen)
e. Dwingende en aanvullende normen en normen van openbare
orde (ex)
Dwingende of imperatieve regels zijn normen waarvan niet mag worden afgeweken. Wie dit
toch doet, loopt het risico gesanctioneerd te worden.
Bv. In een huurcontract staat 3 maanden opzeg. (staat in de wet)
Daarentegen zijn aanvullende of suppletieve rechtsregels normen waarvan wel mag worden
afgeweken. De term ‘aanvullend’ wijst er precies op dat dit soort normen slechts op de
proppen komt om onderlinge afspraken aan te vullen.
Bv. A (plaats 1) koopt auto van B (plaats 2). Eerst betalen dan geleverd. Wie moet de auto
vervoeren? In de wet staat dat A hem moet gaan halen. Je kun hier wel van afwijken; B
brengt auto naar plaats 1. De wet vult aan waar je niet overeen komt.
Bv. Als iemand sterf van een brood dan zullen de erfgenamen naar de bakker gaan. Deze zal
kunnen worden terechtgesteld door de aanvullende wetten. (stilzwijgend afgesproken)
Bv. Tenzij partijen overkomen is opzegtermijn 6 maanden -> aanvullend
Niet tegenstaande elk andersluidend beding is elk opzegtermijn 6 maanden -> dwingend
Contract moet opgesteld worden in min. 2 exemplaren op straffe van nietigheid -> dwingend
Vbn.: p. 26-27
L.D.