Inwendige aandoeningen: Respiratoire kinesitherapie
H1: LONG FUNCTIES
A. Het respiratoire systeem
Bestaat uit:
- Respiratoire pomp (hierin zit ons sternum, ribben, spinale column en
de ademhalingsspieren)
- Bronchiale ‘boom’
- Alveoli
Onze longen kunnen we vergelijken met een bloemkool. Ze trekken van binnen naar buiten
waarbij we aan de binnenkant zitten met centrale luchtwegen en meer naar de buitenkant en
dus aan de bloem van de bloemkool met alveolen.
Centrale luchtwegen (groot) → Alveolen (aan buitenkant)
B. Structuur van onze longen
De linkerlong bestaat uit 2 kwabben en de
rechterlong bestaat uit 3 kwabben.
Lingula: overgang tussen de L bovenkwab
en de L onderkwab. (Links)
Pleura costalis: vlies aan de binnenkant
van de ribben.
Partiële pleura: vlies, ligt rond de longen.
Tussen beide pleura ligt vocht, dit zorgt
voor de beweeglijkheid. Longen doen
niets, het zijn de ademhalingsspieren die
alles doen.
VB: Klaplong: er zit lucht tussen de vliezen door bijvoorbeeld een rib die de long perforeert.
Diafragma: staat in voor 70% van de ademhaling en is de belangrijkste ademhalingsspier.
Pleura mediastinalis: ligt tussen 2 longen waarin hart en slokdarm liggen.
C. Ademhalingsspieren
We hebben primaire ademhalingsspieren en secundaire ademhalingsspieren.
- Primaire AH-spieren: Ademhaling in rust (diafragma en sternocostale spieren)
- Secundaire AH- spieren: Vooral tijdens activiteit, willen we in rust zo min mogelijk
aanspreken. (Sternocleidomastoideus en scalenus spieren)
o Sommige zullen deze spieren gebruiken tijdens rust, vraagt veel energie en is
niet goed.
- Uitademspieren: buikspieren, intercostale spieren (internus)
1
, - Inademspieren: borstkas en buik in 3 volumes vergroten (borst omhoog, zijdelings en
van voor naar achter)
o Tijdens het uitademen gebeurt het tegenovergestelde
- Paradoxaal ademen: omgekeerde beweging tijdens het ademen
o = Verkleinen tijdens inademen en vergroten tijdens uitademen (hoe ernstiger,
hoe ernstiger de AH-problemen).
Beweging bij het ademen:
- Bovenste: naar voor en boven
- Onderste: Opzij en boven
D. Bronchiale boom
Deze splitst 23 keer van de trachea naar de perifere
luchtwegen van de onderkwab.
Trachea: grootste oppervlakte van alle luchtwegen en
splitst in 2 hoofdbronchi (kleiner dan de trachea maar
gezamenlijk groter)
- De 2 hoofdbronchi vertakken in bronchi (4)
- Hoe meer splitsingen, hoe groter de oppervlakte wordt. Einde: oppervlakte 180 x
groter dan de trachea. (Omgekeerde trechter)
- Richting: boven naar beneden en van de buik naar de rug (Centraal → perifeer)
Generatie 1-16: transportluchtwegen, lucht naar de perifere luchtwegen brengen
Generatie 17-23: overgangszone en respiratoire zone waar de alveolen zich bevinden en de
gasuitwisseling plaatsvindt. (O2 naar bloed gaat en CO2 bloed naar alveolen gaat en wordt
uitgeademd)
Uitleg tekening:
1 Debiet = L/sec (1sec zal 1L lucht passeren)
Snelheid = m/sec
Oppervlakte vergroot dan zal de luchtsnelheid dalen.
Ter hoogte van de mond is de snelheid groter dan in
de periferie. Hoe groter de luchtsnelheid hoe meer de secreties zullen bewegen.
150 ml dode ruimte: lucht die niet deelneemt aan de gasuitwisseling VB1: 1L lucht in de
mond dan zal er 1L lucht in de perifere luchtwegen komen. VB2: 1000ml zuurstofrijk bloed in
de mond, 850ml lucht in periferie en 150ml lucht in de dode ruimte.
E. Collaterale ventilatie
Sluipweg in de luchtwegen, deze zullen openen bij
verstopping van de luchtweg. (Gebruikt om lucht achter
afgesloten ruimte te brengen VB: dikke slijm)
De sluipweg gaat pas open als er een drukverschil is. De
luchtweg met een obstructie (druk lager) dan in een gezonde
luchtweg. (Zie verschillende verbindingen)
2
H1: LONG FUNCTIES
A. Het respiratoire systeem
Bestaat uit:
- Respiratoire pomp (hierin zit ons sternum, ribben, spinale column en
de ademhalingsspieren)
- Bronchiale ‘boom’
- Alveoli
Onze longen kunnen we vergelijken met een bloemkool. Ze trekken van binnen naar buiten
waarbij we aan de binnenkant zitten met centrale luchtwegen en meer naar de buitenkant en
dus aan de bloem van de bloemkool met alveolen.
Centrale luchtwegen (groot) → Alveolen (aan buitenkant)
B. Structuur van onze longen
De linkerlong bestaat uit 2 kwabben en de
rechterlong bestaat uit 3 kwabben.
Lingula: overgang tussen de L bovenkwab
en de L onderkwab. (Links)
Pleura costalis: vlies aan de binnenkant
van de ribben.
Partiële pleura: vlies, ligt rond de longen.
Tussen beide pleura ligt vocht, dit zorgt
voor de beweeglijkheid. Longen doen
niets, het zijn de ademhalingsspieren die
alles doen.
VB: Klaplong: er zit lucht tussen de vliezen door bijvoorbeeld een rib die de long perforeert.
Diafragma: staat in voor 70% van de ademhaling en is de belangrijkste ademhalingsspier.
Pleura mediastinalis: ligt tussen 2 longen waarin hart en slokdarm liggen.
C. Ademhalingsspieren
We hebben primaire ademhalingsspieren en secundaire ademhalingsspieren.
- Primaire AH-spieren: Ademhaling in rust (diafragma en sternocostale spieren)
- Secundaire AH- spieren: Vooral tijdens activiteit, willen we in rust zo min mogelijk
aanspreken. (Sternocleidomastoideus en scalenus spieren)
o Sommige zullen deze spieren gebruiken tijdens rust, vraagt veel energie en is
niet goed.
- Uitademspieren: buikspieren, intercostale spieren (internus)
1
, - Inademspieren: borstkas en buik in 3 volumes vergroten (borst omhoog, zijdelings en
van voor naar achter)
o Tijdens het uitademen gebeurt het tegenovergestelde
- Paradoxaal ademen: omgekeerde beweging tijdens het ademen
o = Verkleinen tijdens inademen en vergroten tijdens uitademen (hoe ernstiger,
hoe ernstiger de AH-problemen).
Beweging bij het ademen:
- Bovenste: naar voor en boven
- Onderste: Opzij en boven
D. Bronchiale boom
Deze splitst 23 keer van de trachea naar de perifere
luchtwegen van de onderkwab.
Trachea: grootste oppervlakte van alle luchtwegen en
splitst in 2 hoofdbronchi (kleiner dan de trachea maar
gezamenlijk groter)
- De 2 hoofdbronchi vertakken in bronchi (4)
- Hoe meer splitsingen, hoe groter de oppervlakte wordt. Einde: oppervlakte 180 x
groter dan de trachea. (Omgekeerde trechter)
- Richting: boven naar beneden en van de buik naar de rug (Centraal → perifeer)
Generatie 1-16: transportluchtwegen, lucht naar de perifere luchtwegen brengen
Generatie 17-23: overgangszone en respiratoire zone waar de alveolen zich bevinden en de
gasuitwisseling plaatsvindt. (O2 naar bloed gaat en CO2 bloed naar alveolen gaat en wordt
uitgeademd)
Uitleg tekening:
1 Debiet = L/sec (1sec zal 1L lucht passeren)
Snelheid = m/sec
Oppervlakte vergroot dan zal de luchtsnelheid dalen.
Ter hoogte van de mond is de snelheid groter dan in
de periferie. Hoe groter de luchtsnelheid hoe meer de secreties zullen bewegen.
150 ml dode ruimte: lucht die niet deelneemt aan de gasuitwisseling VB1: 1L lucht in de
mond dan zal er 1L lucht in de perifere luchtwegen komen. VB2: 1000ml zuurstofrijk bloed in
de mond, 850ml lucht in periferie en 150ml lucht in de dode ruimte.
E. Collaterale ventilatie
Sluipweg in de luchtwegen, deze zullen openen bij
verstopping van de luchtweg. (Gebruikt om lucht achter
afgesloten ruimte te brengen VB: dikke slijm)
De sluipweg gaat pas open als er een drukverschil is. De
luchtweg met een obstructie (druk lager) dan in een gezonde
luchtweg. (Zie verschillende verbindingen)
2
