Zelfstudie Opgaven bij het College Leren & Geheugen
Zelfstudie Opgaven
Waar of onwaar, en leg uit:
1. Bij het conditioneren van de oogknipper reflex wordt luchtdruk gebruikt als
voorwaardelijke stimulus.
2. Bij het conditioneren van angst is de onvoorwaardelijke respons hetzelfde
als de voorwaardelijke respons.
3. Alle vormen van Pavloviaanse conditionering hebben hetzelfde neuronale
substraat.
4. Het is eenvoudig aan te tonen dat dieren een expliciet geheugen hebben.
5. Het bestaan van een impliciet geheugenspoor kan aangetoond worden door
middel van reactietijden.
6. Patiënten met geheugenverlies kunnen geen nieuwe motorische taak leren,
en zijn zich ook niet bewust van het feit dat ze die geoefend hebben.
7. De wijze waarop een gebeurtenis herinnerd wordt hangt af van de context
waarin het geheugenspoor voor die gebeurtenis is aangemaakt.
Waar
8. Een normaal expliciet geheugen is onmogelijk zonder een intact
functionerende mediale temporaalkwab.
Waar
9. De mediale temporaalkwab en de basale ganglia spelen beiden een rol in
het expliciete geheugen, maar op een andere manier.
Onwaar, basale ganglia speelt een rol in het implictie geheugen bij vrijewillige
bewegingen
10. Zonder hippocampus weet een aap niet of hij een bepaald voorwerp reeds
eerder gezien heeft of niet.
Waar hij weet de locatie niet meer
11. Zonder hippocampus weet een aap niet of hij op een bepaalde plaats reeds
eerder voedsel gevonden heeft of niet.
12. In de mediale temporaalkwab bevinden zich cellen die plaats- en
richtingsgevoelig zijn.
Zelfstudie Opgaven
Waar of onwaar, en leg uit:
1. Bij het conditioneren van de oogknipper reflex wordt luchtdruk gebruikt als
voorwaardelijke stimulus.
2. Bij het conditioneren van angst is de onvoorwaardelijke respons hetzelfde
als de voorwaardelijke respons.
3. Alle vormen van Pavloviaanse conditionering hebben hetzelfde neuronale
substraat.
4. Het is eenvoudig aan te tonen dat dieren een expliciet geheugen hebben.
5. Het bestaan van een impliciet geheugenspoor kan aangetoond worden door
middel van reactietijden.
6. Patiënten met geheugenverlies kunnen geen nieuwe motorische taak leren,
en zijn zich ook niet bewust van het feit dat ze die geoefend hebben.
7. De wijze waarop een gebeurtenis herinnerd wordt hangt af van de context
waarin het geheugenspoor voor die gebeurtenis is aangemaakt.
Waar
8. Een normaal expliciet geheugen is onmogelijk zonder een intact
functionerende mediale temporaalkwab.
Waar
9. De mediale temporaalkwab en de basale ganglia spelen beiden een rol in
het expliciete geheugen, maar op een andere manier.
Onwaar, basale ganglia speelt een rol in het implictie geheugen bij vrijewillige
bewegingen
10. Zonder hippocampus weet een aap niet of hij een bepaald voorwerp reeds
eerder gezien heeft of niet.
Waar hij weet de locatie niet meer
11. Zonder hippocampus weet een aap niet of hij op een bepaalde plaats reeds
eerder voedsel gevonden heeft of niet.
12. In de mediale temporaalkwab bevinden zich cellen die plaats- en
richtingsgevoelig zijn.