Biologie begrippen: genetica
erfelijke kenmerken Kenmerken die via de ouders aan de nakomelingen worden doorgegeven.
overerving het overgaan van kenmerken van de een op de andere generatie
erfelijkheidsleer-genetica wetenschap die het mechanisme van overerving bestudeert
Mendeliaanse overerving Kruising van erwtenplantjes en de overerving van bepaalde kenmerken die
Gregor Mendel bestudeerde
kruising Als 2 organismen die in 1 of meer kenmerken van elkaar verschillen, zich
onderling geslachtelijk voortplanten
overervingswetten wetten die de regels van de overerving vastleggen
zelfbestuiving wanneer stuifmeel terecht komt op stempel van dezelfde bloem
kruisbestuiving de meeldraden worden vroegtijdig weggeknipt en het gewenste stuifmeel van
een andere bloem wordt met een penseel op de stempel aangebracht
hybride nakomelingen van 2 ouders die in minstens één kenmerk verschillen (geen
klonen)
monohybride kruising kruising waarbij men let op overerving van 1 kenmerk
onderzoek mendel parentale generatie(raszuiver) met kruisbestuiving → F1-generatie.
F1-generatie met zelfbestuiving → F2-generatie
werking erffactoren/genen Komen in paren voor (altijd 2 genen op chromosomen paren), bij vorming van
gameten worden die erffactoren van elkaar gescheiden en bij een zygote
worden nieuwe combinaties erffactoren gevormd.
kwadraat van Punnett Tabel met mogelijke uitkomsten van nieuwe generaties
gen bepaald kenmerk (vb oogkleur)
allel verschillende voorkomende vormen van een gen (vb bruin, blauw)
fenotype uiterlijk waarneembaar type
genotype type zoals het bepaald wordt door de genen
homozygoot allelen voor een kenmerk zijn gelijk = raszuiver
heterozygoot allelen voor een kenmerk zijn niet gelijk
dominant ‘sterker’, komt ook bij heterozygoot tot uiting
recessief ‘zwakker’, komt enkel bij homozygoot van 2 recessieve allelen tot uiting
uniformiteitswet de nakomelingen(F1) van 2 homozygoten(P) die fenotypisch voor 1 kenmerk
verschillen zullen allemaal hetzelfde dominante kenmerk vertonen.
Genotypes zijn het allemaal heterozygoten
erfelijke kenmerken Kenmerken die via de ouders aan de nakomelingen worden doorgegeven.
overerving het overgaan van kenmerken van de een op de andere generatie
erfelijkheidsleer-genetica wetenschap die het mechanisme van overerving bestudeert
Mendeliaanse overerving Kruising van erwtenplantjes en de overerving van bepaalde kenmerken die
Gregor Mendel bestudeerde
kruising Als 2 organismen die in 1 of meer kenmerken van elkaar verschillen, zich
onderling geslachtelijk voortplanten
overervingswetten wetten die de regels van de overerving vastleggen
zelfbestuiving wanneer stuifmeel terecht komt op stempel van dezelfde bloem
kruisbestuiving de meeldraden worden vroegtijdig weggeknipt en het gewenste stuifmeel van
een andere bloem wordt met een penseel op de stempel aangebracht
hybride nakomelingen van 2 ouders die in minstens één kenmerk verschillen (geen
klonen)
monohybride kruising kruising waarbij men let op overerving van 1 kenmerk
onderzoek mendel parentale generatie(raszuiver) met kruisbestuiving → F1-generatie.
F1-generatie met zelfbestuiving → F2-generatie
werking erffactoren/genen Komen in paren voor (altijd 2 genen op chromosomen paren), bij vorming van
gameten worden die erffactoren van elkaar gescheiden en bij een zygote
worden nieuwe combinaties erffactoren gevormd.
kwadraat van Punnett Tabel met mogelijke uitkomsten van nieuwe generaties
gen bepaald kenmerk (vb oogkleur)
allel verschillende voorkomende vormen van een gen (vb bruin, blauw)
fenotype uiterlijk waarneembaar type
genotype type zoals het bepaald wordt door de genen
homozygoot allelen voor een kenmerk zijn gelijk = raszuiver
heterozygoot allelen voor een kenmerk zijn niet gelijk
dominant ‘sterker’, komt ook bij heterozygoot tot uiting
recessief ‘zwakker’, komt enkel bij homozygoot van 2 recessieve allelen tot uiting
uniformiteitswet de nakomelingen(F1) van 2 homozygoten(P) die fenotypisch voor 1 kenmerk
verschillen zullen allemaal hetzelfde dominante kenmerk vertonen.
Genotypes zijn het allemaal heterozygoten