Etymologie van de medische terminologie
etymologie
➔ tak van de taalwetenschap die de oorsprong en de geschiedenis van de woorden opspoort,
woordafleidkunde
➔ prefix - stam - (o) - suffix
prefix: aantal, afmeting, gelijkenis of verschil, graad, kleur, ontkenning, plaats, tijd
suffix: symptoom, een aandoening, een ingreep
wanneer suffix begint met -r = tweede r toevoegen
gen.: genitief - Lat.: Latijn - Gr.: Grieks - mv.: meervoud
STUDIE VAN DE STAM
cardiovasculair stelsel
card-, cardi hart
Vas- vat
Vascul- (la) bloedvaten
Angi- (gr)
Arteri- slagaders
Ven- aders
Fleb- (phleb-)
bloed en lymfestelsel
hem-, hemat- (haem-, haemat-) bloed
Aden- klier
Lymf- (lymph-) lymfe
Splen- milt
respiratoir stelsel
trache- luchtpijp
Bronch- luchtpijpvertakking
Pneum-, pneumon- longen
Pulmon-
Pleur- longvlies
-pnoe ademhaling
, spijsverteringsstelsel
labi- lippen
Oesofag- (oesophag-) slokdarm
Gastr- maag
Enter- darm
Duoden- 12-vingerige darm
Ile- kronkeldarm (laatste deel dunne darm)
Appendic- appendix
Hepat lever
urogenitaal stelsel
ur- urine
Vagin- vagina
Men- maand, gebruikt in de context van het maandelijks bloedverlies
van de vrouw
Gynec- (gynaec-) vrouw
Andr- man
zenuwstelsel
neur- zenuwen
Encefal- (encephal-) (gr) hersenen
Cerebr- (la)
Myel- ruggenmerg
Mening- membraan/omhulsel
Psych- ziel/geest
osteomusculair stelsel
oste- (gr) been/bot
Crur- (la)
Muscul- (la) spier
My- (gr)
artr- (arthr-) gewricht
Ten-, tenont- pees
Spondyl- wervel
Rachi- wervelzuil
Lumb- lendenen (onderste gedeelte van de romp)