2,1 Onrust in de kerk.
Rond het jaar 1500 hadden veel mensen kritiek op de katholieke kerk.
De priesters en de monniken vertelde de gelovige mensen dat ze aan de
regels moesten houden. Maar dat deden ze niet. De Paus en de
bisschoppen leefde in grote weelde en streefden naar macht. Pastoors
waren aangesteld in verschillende parochies tegelijk en ontvingen
daarvan inkomsten.
De Duitse monnik Maarten Luther (1483-1546) worstelde met de vraag
hoe iemand de zaligheid kon verweren: hoe kon je er zeker van zijn dat
je later naar de hemel zou gaan. Een aflaat was een bewijs dat je
zondige gedrag was vergeven. Luther vond dit bedrog: alleen door
oprecht te geloven in Gods genade kon je in de hemel te komen. Luther
wilde de kerk hervormen. In 1517 noteerde hij zijn kritiek in een lijst van
95 stellingen. Karel V steunde de Paus in zijn strijd tegen Luther. Karel
eiste dat Luther zijn kritiek zou herroepen, maar die weigerde.
De Keizer verklaard Luther vogelvrij. De Hertog van Saksen nam Luther
echter in bescherming. In het Duitse rijk brak oorlog uit tussen de
katholieke vorsten, aangevoerd door de keizer, en de protestantse
vorsten. Jarenlang woedde er in het Duitse rijk een godsdienstoorlog. In
1555 werd de Vrede van Augsburg getekend. Voortaan mocht iedere
vorst in zijn gebied zijn geloof bepalen. Zo leidde de Hervorming of
Reformatie die met Luther was begonnen tot de stichting van een nieuwe
kerk. De protestante. Luther vertaalde de bijbel in het Duits. Binnen de
hervormersbeweging ontstonden er verschillende protestantste kerken.
De belangrijkste hervormer naast Luther was de Fransman Johannes
Calvijn (1509-1564). Hij legde de nadruk op Gods almacht. Een
belangrijke verschil tussen Luther was verder Calvijns houding tegenover
de overheid. Calvijn vond echter dat men niet hoefde te gehoorzamen
als een bevel van de overheid in strijd was Gods wil. In de Nederlanden
bleef de aanhang van Luther beperkt, maar na 1560 groeide wel het
aantal calvinisten.
Rond het jaar 1500 hadden veel mensen kritiek op de katholieke kerk.
De priesters en de monniken vertelde de gelovige mensen dat ze aan de
regels moesten houden. Maar dat deden ze niet. De Paus en de
bisschoppen leefde in grote weelde en streefden naar macht. Pastoors
waren aangesteld in verschillende parochies tegelijk en ontvingen
daarvan inkomsten.
De Duitse monnik Maarten Luther (1483-1546) worstelde met de vraag
hoe iemand de zaligheid kon verweren: hoe kon je er zeker van zijn dat
je later naar de hemel zou gaan. Een aflaat was een bewijs dat je
zondige gedrag was vergeven. Luther vond dit bedrog: alleen door
oprecht te geloven in Gods genade kon je in de hemel te komen. Luther
wilde de kerk hervormen. In 1517 noteerde hij zijn kritiek in een lijst van
95 stellingen. Karel V steunde de Paus in zijn strijd tegen Luther. Karel
eiste dat Luther zijn kritiek zou herroepen, maar die weigerde.
De Keizer verklaard Luther vogelvrij. De Hertog van Saksen nam Luther
echter in bescherming. In het Duitse rijk brak oorlog uit tussen de
katholieke vorsten, aangevoerd door de keizer, en de protestantse
vorsten. Jarenlang woedde er in het Duitse rijk een godsdienstoorlog. In
1555 werd de Vrede van Augsburg getekend. Voortaan mocht iedere
vorst in zijn gebied zijn geloof bepalen. Zo leidde de Hervorming of
Reformatie die met Luther was begonnen tot de stichting van een nieuwe
kerk. De protestante. Luther vertaalde de bijbel in het Duits. Binnen de
hervormersbeweging ontstonden er verschillende protestantste kerken.
De belangrijkste hervormer naast Luther was de Fransman Johannes
Calvijn (1509-1564). Hij legde de nadruk op Gods almacht. Een
belangrijke verschil tussen Luther was verder Calvijns houding tegenover
de overheid. Calvijn vond echter dat men niet hoefde te gehoorzamen
als een bevel van de overheid in strijd was Gods wil. In de Nederlanden
bleef de aanhang van Luther beperkt, maar na 1560 groeide wel het
aantal calvinisten.