Samenvatting Statistiek
Week 1 College 1
Kwalitatief: bij kwalitatieve gegevens gaat het om de aanwezigheid van een
kenmerk.
Voorbeeld: Verder dan de oceaan, heel veel plaatsen, zo’n klein dorpje.
Kwantitatief: bij kwantitatieve gegevens gaat het om een hoeveelheid, een
grootte..
Voorbeeld: 60 appels, 7,5 voor wiskunde, 33 auto’s.
Frequentieverdeling: geeft van een variabele aan hoe vaak elke meetwaarde
voorkomt. Dit doe je door middel van een tabel of grafiek. Bij een grafiek:
- Staafdiagram voor kwalitatieve gegevens
- Histogram voor kwantitatieve gegevens
- Polygoon (lijndiagram) voor kwantitatieve gegevens.
Staafdiagram
- Titel
- Assen geven aan wat er te zien is inclusief eenheid
- Gescheiden (losse) staven
- De volgorde van de staven doet er niet toe
- Lengte van de staaf geeft waarde of frequentie aan
- Variabele op de x-as is kwalitatief
Histogram
- Titel
- Assen geven aan wat er te zien is inclusief eenheid
- Aaneengesloten staven
- Lengte staaf geeft waarde of frequentie aan
- Variabele op de x-as is kwantitatief
Polygoon (lijndiagram)
- Titel
- Assen geven aan wat er te zien is inclusief eenheid
- Toppen van de waarden zijn verbonden door een rechte lijn
- Hoogste punt geeft waarde of frequentie aan
- Variabele op de x-as is kwantitatief
Frequentieverdeling
- Absolute frequentie
- Relatieve frequentie
- Cumulatieve absolute frequentie
- Cumulatieve relatieve frequentie
Frequentieverdeling als polygoon
- Absolute en relatieve frequenties
- De meetwaarden worden uitgezet als puntjes
, - Bij een frequentiepolygoon verbind je de meetwaarden met rechte
lijnstukjes
- Als je te maken hebt met klassen, dan neem je het klassenmidden.
Klassenindeling
- Klassen moeten elkaar aansluiten
- Klassen moeten samen alle mogelijke waarden beslaan
- Klassen zijn bij voorkeur even breed
- Klassen moeten gevoelig zijn
- Aantal klassen: n
- Klassenmidden zijn de puntjes in het frequentiepolygoon
Voorbeeld
- Klassengrenzen: 0 – 20 – 40 – 60 – 80 – 100
- Klassenmidden: 10 – 30 – 50 – 70 – 90
- Klassenbreedte: 20
- Notatie: [0, 20>, [20, 40>, [40, 60>, [60, 80>, [80, 100>
Cumulatieve frequentiepolygoon
- Absolute cumulatieve frequenties
- Relatieve cumulatieve frequenties
- De meetwaarden worden uitgezet
- Als je te maken hebt met klassen, dan neem je de rechter klassengrens.
- Cumulatief: het bij elkaar optellen van alle variabele waarden.
Zet de relatieve cumulatieve frequentie op de rechtergrenzen, maar begin met
0% bij de linker grens. Je eindigt altijd bij 100%.
Week 1 College 2
(Frequentie)VERDELING
- Waarnemingen worden uitgezet in een grafiek. De verdeling van de
waarnemingen wordt duidelijk.
- Een centrum (zwaartepunt) wordt zichtbaar, evenals de breedte
waarover de waarnemingen verspreid zijn.
Centrummaten
- Zeggen iets over het centrum van de verdeling. Drie verschillende
centrummaten:
- Modus
- Mediaan
- Gemiddelde
Modus
- De modus is de waarneming die het meest frequent (vaak) voorkomt in
een reeks waarnemingen
- Als je twee of meer waarnemingen vindt die even vaak voorkomen, heb je
geen modus.
- Ongevoelig voor uitschieters
Voorbeeld:
Week 1 College 1
Kwalitatief: bij kwalitatieve gegevens gaat het om de aanwezigheid van een
kenmerk.
Voorbeeld: Verder dan de oceaan, heel veel plaatsen, zo’n klein dorpje.
Kwantitatief: bij kwantitatieve gegevens gaat het om een hoeveelheid, een
grootte..
Voorbeeld: 60 appels, 7,5 voor wiskunde, 33 auto’s.
Frequentieverdeling: geeft van een variabele aan hoe vaak elke meetwaarde
voorkomt. Dit doe je door middel van een tabel of grafiek. Bij een grafiek:
- Staafdiagram voor kwalitatieve gegevens
- Histogram voor kwantitatieve gegevens
- Polygoon (lijndiagram) voor kwantitatieve gegevens.
Staafdiagram
- Titel
- Assen geven aan wat er te zien is inclusief eenheid
- Gescheiden (losse) staven
- De volgorde van de staven doet er niet toe
- Lengte van de staaf geeft waarde of frequentie aan
- Variabele op de x-as is kwalitatief
Histogram
- Titel
- Assen geven aan wat er te zien is inclusief eenheid
- Aaneengesloten staven
- Lengte staaf geeft waarde of frequentie aan
- Variabele op de x-as is kwantitatief
Polygoon (lijndiagram)
- Titel
- Assen geven aan wat er te zien is inclusief eenheid
- Toppen van de waarden zijn verbonden door een rechte lijn
- Hoogste punt geeft waarde of frequentie aan
- Variabele op de x-as is kwantitatief
Frequentieverdeling
- Absolute frequentie
- Relatieve frequentie
- Cumulatieve absolute frequentie
- Cumulatieve relatieve frequentie
Frequentieverdeling als polygoon
- Absolute en relatieve frequenties
- De meetwaarden worden uitgezet als puntjes
, - Bij een frequentiepolygoon verbind je de meetwaarden met rechte
lijnstukjes
- Als je te maken hebt met klassen, dan neem je het klassenmidden.
Klassenindeling
- Klassen moeten elkaar aansluiten
- Klassen moeten samen alle mogelijke waarden beslaan
- Klassen zijn bij voorkeur even breed
- Klassen moeten gevoelig zijn
- Aantal klassen: n
- Klassenmidden zijn de puntjes in het frequentiepolygoon
Voorbeeld
- Klassengrenzen: 0 – 20 – 40 – 60 – 80 – 100
- Klassenmidden: 10 – 30 – 50 – 70 – 90
- Klassenbreedte: 20
- Notatie: [0, 20>, [20, 40>, [40, 60>, [60, 80>, [80, 100>
Cumulatieve frequentiepolygoon
- Absolute cumulatieve frequenties
- Relatieve cumulatieve frequenties
- De meetwaarden worden uitgezet
- Als je te maken hebt met klassen, dan neem je de rechter klassengrens.
- Cumulatief: het bij elkaar optellen van alle variabele waarden.
Zet de relatieve cumulatieve frequentie op de rechtergrenzen, maar begin met
0% bij de linker grens. Je eindigt altijd bij 100%.
Week 1 College 2
(Frequentie)VERDELING
- Waarnemingen worden uitgezet in een grafiek. De verdeling van de
waarnemingen wordt duidelijk.
- Een centrum (zwaartepunt) wordt zichtbaar, evenals de breedte
waarover de waarnemingen verspreid zijn.
Centrummaten
- Zeggen iets over het centrum van de verdeling. Drie verschillende
centrummaten:
- Modus
- Mediaan
- Gemiddelde
Modus
- De modus is de waarneming die het meest frequent (vaak) voorkomt in
een reeks waarnemingen
- Als je twee of meer waarnemingen vindt die even vaak voorkomen, heb je
geen modus.
- Ongevoelig voor uitschieters
Voorbeeld: