FUNCTIELEER samenvatting
Hoofdstuk 1
Psychologie: een wetenschap die gedrag bestudeerd om de interne processen te
begrijpen die aan dat gedrag ten grondslag liggen.
Donders: meten van de fysiologische reacties bij mentale processen om de structuur
van de geest te begrijpen door verschillende stimuli en condities met discriminatie en
keuzes van syllables. Dit meten van tijden voor de informatieverwerking van
psychologische processen heet mentale chronometrie.
Darwin, Survival of the fittest: evolutie van wezens om te kunnen overleven,
aanpassing naar wat nodig is. Dierlijk gedrag is goede maatstaf voor mensen omdat
wij afstammen van dieren.
Descartes: rationalisme, dualisme en nativisme: nieuwe kennis komt door afleiden
uit andere kennis en is dus aangeboren (deductie)
Structuralisme: een onmiddellijke ervaring heeft te maken met sensatie, herinnering
en herkenning en je gevoel hierbij.
Wundt testte dit dmv introspectie ook wel zelfreflectie maar dit gaat vaak onbewust
dus lastig na te trekken. Titchener probeerde introspectie te laten lukken met zo min
mogelijk mentale interpretaties ervan.
<—>
En is niet te verifiëren. Natuurwetenschappen zijn het succesvolst om de wereld te
begrijpen volgens de stroming positivisme. Leidt tot stimulus-respons psychologie
en operationele definitie.
Gestalt psychologie: de som der delen is minder dan het geheel. Perceptie is niet het
enige bij ervaringen.
Functionalisme: psychologie dient om onderwijs te optimaliseren, afwijkingen te
behandelen en voor het bevorderen van industriële productie.
Biologische factoren:
- Centraal zenuwstelsel om gedragingen mogelijk te maken
- Invloed van je lichaam op je geest
- Erfelijkheid bijvoorbeeld voor intelligentie, persoonlijkheid en problemen
- Evolutie waardoor we aangeboren eigenschappen overnemen die dieren ook
hebben
Maar ook sociale factoren beïnvloeden gedrag (dimensies van Hofstede; feminien-
masculien, grote of kleine machtsafstand, kort of lang termijngericht, grote of kleine
onzekerheidsvermijding en individueel-collectivistisch).
—> Combinatie nature - nurture
= Bio-psychologisch model
, Onderzoekstechnieken:
- Experimenteel: een van de variabele namelijk de onafhankelijke wordt
gemanipuleerd om de afhankelijke variabele te onderzoeken na
operationalisering, er is ook sprake van een controlegroep.
- Beschrijvend: door middel van naturalistische observatie, interviews,
vragenlijsten, opiniepeilingen en gestandaardiseerde psychologische test. Maar
aanwezigheid onderzoeker kan gedrag beïnvloeden (bijvoorbeeld door sociaal
wenselijk gedrag te tonen).
- Correlatie: de samenhang tussen variabelen aangegeven door r (positief, negatief
of 0)
Externe validiteit: hoe generaliseerbaar is het
Intern: gemeten variabelen
Hoofdstuk 3
Gewaarwording: de sensatie terwijl waarneming echt begrijpen en interpreteren is
(perceptie).
Ward: los van de basiszintuigen moeten we ook letten op tastzin, pijngewaarwording,
temperatuur, kinesthesie (beweging van spieren en evenwicht (om balans te
houden)) en interoceptie (gevoelens die je van binnen ervaart zoals honger).
Je zintuigen werken samen en zijn zo sterker. - crossmodale integratie
<—> Dit is anders dan als de zintuigen worden vermengeld zoals als mensen bij
kleuren ook geuren ruiken, dit noem je synesthesie.
Categorisch perceptie: het zichtbare spectrum als regenboog bij licht. We zien maar
400-700 nm van de golflengtes die zich als kleuren tonen door lichtgolven ook wel
elektromagnetische stralen. Een golf is een opeenvolging van pieken en dalen, de
afstand tussen twee pieken is de golflengte.
Lichtintensiteit bepaalt hoeveel kleur zichtbaar is afhankelijk van de sterkte van de
lichtbron en fotonen (energiepakketjes) die een oppervlakte bereiken. Je ogen kunnen
zich aanpassen op het moment dat er weinig licht binnenkomt; licht- en
duisternisadaptatie.
Een foton kan geabsorbeerd worden, teruggekaatst of door een object heen gaan. Op
dat moment wordt de lichtstraal vaak ergens anders naartoe gekaatst.
De lichtgolf gaat door de cornea naar de pupil en dringt hier de lens binnen,
vervolgens bereikt het de retina.
Retina receptoren bevat 7 miljoen kegeltjes (later volgt meer uitleg) die kleur en
detail reguleren in de fovea waar je gezichtsscherpte het grootst is én 120 miljoen
staafjes voor bijvoorbeeld nachtzicht en beweging.
Hoofdstuk 1
Psychologie: een wetenschap die gedrag bestudeerd om de interne processen te
begrijpen die aan dat gedrag ten grondslag liggen.
Donders: meten van de fysiologische reacties bij mentale processen om de structuur
van de geest te begrijpen door verschillende stimuli en condities met discriminatie en
keuzes van syllables. Dit meten van tijden voor de informatieverwerking van
psychologische processen heet mentale chronometrie.
Darwin, Survival of the fittest: evolutie van wezens om te kunnen overleven,
aanpassing naar wat nodig is. Dierlijk gedrag is goede maatstaf voor mensen omdat
wij afstammen van dieren.
Descartes: rationalisme, dualisme en nativisme: nieuwe kennis komt door afleiden
uit andere kennis en is dus aangeboren (deductie)
Structuralisme: een onmiddellijke ervaring heeft te maken met sensatie, herinnering
en herkenning en je gevoel hierbij.
Wundt testte dit dmv introspectie ook wel zelfreflectie maar dit gaat vaak onbewust
dus lastig na te trekken. Titchener probeerde introspectie te laten lukken met zo min
mogelijk mentale interpretaties ervan.
<—>
En is niet te verifiëren. Natuurwetenschappen zijn het succesvolst om de wereld te
begrijpen volgens de stroming positivisme. Leidt tot stimulus-respons psychologie
en operationele definitie.
Gestalt psychologie: de som der delen is minder dan het geheel. Perceptie is niet het
enige bij ervaringen.
Functionalisme: psychologie dient om onderwijs te optimaliseren, afwijkingen te
behandelen en voor het bevorderen van industriële productie.
Biologische factoren:
- Centraal zenuwstelsel om gedragingen mogelijk te maken
- Invloed van je lichaam op je geest
- Erfelijkheid bijvoorbeeld voor intelligentie, persoonlijkheid en problemen
- Evolutie waardoor we aangeboren eigenschappen overnemen die dieren ook
hebben
Maar ook sociale factoren beïnvloeden gedrag (dimensies van Hofstede; feminien-
masculien, grote of kleine machtsafstand, kort of lang termijngericht, grote of kleine
onzekerheidsvermijding en individueel-collectivistisch).
—> Combinatie nature - nurture
= Bio-psychologisch model
, Onderzoekstechnieken:
- Experimenteel: een van de variabele namelijk de onafhankelijke wordt
gemanipuleerd om de afhankelijke variabele te onderzoeken na
operationalisering, er is ook sprake van een controlegroep.
- Beschrijvend: door middel van naturalistische observatie, interviews,
vragenlijsten, opiniepeilingen en gestandaardiseerde psychologische test. Maar
aanwezigheid onderzoeker kan gedrag beïnvloeden (bijvoorbeeld door sociaal
wenselijk gedrag te tonen).
- Correlatie: de samenhang tussen variabelen aangegeven door r (positief, negatief
of 0)
Externe validiteit: hoe generaliseerbaar is het
Intern: gemeten variabelen
Hoofdstuk 3
Gewaarwording: de sensatie terwijl waarneming echt begrijpen en interpreteren is
(perceptie).
Ward: los van de basiszintuigen moeten we ook letten op tastzin, pijngewaarwording,
temperatuur, kinesthesie (beweging van spieren en evenwicht (om balans te
houden)) en interoceptie (gevoelens die je van binnen ervaart zoals honger).
Je zintuigen werken samen en zijn zo sterker. - crossmodale integratie
<—> Dit is anders dan als de zintuigen worden vermengeld zoals als mensen bij
kleuren ook geuren ruiken, dit noem je synesthesie.
Categorisch perceptie: het zichtbare spectrum als regenboog bij licht. We zien maar
400-700 nm van de golflengtes die zich als kleuren tonen door lichtgolven ook wel
elektromagnetische stralen. Een golf is een opeenvolging van pieken en dalen, de
afstand tussen twee pieken is de golflengte.
Lichtintensiteit bepaalt hoeveel kleur zichtbaar is afhankelijk van de sterkte van de
lichtbron en fotonen (energiepakketjes) die een oppervlakte bereiken. Je ogen kunnen
zich aanpassen op het moment dat er weinig licht binnenkomt; licht- en
duisternisadaptatie.
Een foton kan geabsorbeerd worden, teruggekaatst of door een object heen gaan. Op
dat moment wordt de lichtstraal vaak ergens anders naartoe gekaatst.
De lichtgolf gaat door de cornea naar de pupil en dringt hier de lens binnen,
vervolgens bereikt het de retina.
Retina receptoren bevat 7 miljoen kegeltjes (later volgt meer uitleg) die kleur en
detail reguleren in de fovea waar je gezichtsscherpte het grootst is én 120 miljoen
staafjes voor bijvoorbeeld nachtzicht en beweging.
