H3 natuurkunde beweging
Soortelijke warmte= hoeveelheid energie (J) er nodig is om 1 kg van een stof 1 graad te verwarmen
Water: c= 4,18 x 10^3 J/kg x K
Om 1 kg water 1 graad in temperatuur te laten stijgen, heb je 4180 J nodig
Bij 2 kg water= 8360 J
Bij 1 kg water, 2 graden= 8360 J
Q= c x m x delta T
- Q= warmte in Joule (J)
- c: soortelijke warmte (J/kg x K) (binas)
- m: massa in kilogram (kg)
- delta T= temperatuurverschil Teind – Tbegin (K)
stel je verwarmt 100 gram water van 10 naar 20 graden Celcius
- bereken de hoeveelheid warmte die door het water is opgenomen in kWh
tabel 5= omrekenfactor kWh
stap 1= m= 100 g 0,010 kg
tb= 10 graden celccius
te= 20 graden celcius
c= 4,18 x10^3 kg x K
stap 2= Q = ? J
stap 3= Q= c x m x delta T
Q= 4,18 x 10^3 x 0,01 x 10
Q= 4,2 x 10^2 J
1 kWh = 3,6 x 10^6 J
Q= 4,2 x 10^,6 x 10^6 = 1,2 x 10 ^-4 kWh
Soortelijke warmte= hoeveelheid energie (J) er nodig is om 1 kg van een stof 1 graad te verwarmen
Water: c= 4,18 x 10^3 J/kg x K
Om 1 kg water 1 graad in temperatuur te laten stijgen, heb je 4180 J nodig
Bij 2 kg water= 8360 J
Bij 1 kg water, 2 graden= 8360 J
Q= c x m x delta T
- Q= warmte in Joule (J)
- c: soortelijke warmte (J/kg x K) (binas)
- m: massa in kilogram (kg)
- delta T= temperatuurverschil Teind – Tbegin (K)
stel je verwarmt 100 gram water van 10 naar 20 graden Celcius
- bereken de hoeveelheid warmte die door het water is opgenomen in kWh
tabel 5= omrekenfactor kWh
stap 1= m= 100 g 0,010 kg
tb= 10 graden celccius
te= 20 graden celcius
c= 4,18 x10^3 kg x K
stap 2= Q = ? J
stap 3= Q= c x m x delta T
Q= 4,18 x 10^3 x 0,01 x 10
Q= 4,2 x 10^2 J
1 kWh = 3,6 x 10^6 J
Q= 4,2 x 10^,6 x 10^6 = 1,2 x 10 ^-4 kWh
