J. C. Bloem - Dichterschap - 1945
1) Is dit genoeg; een stuk of wat gedichten, (a) (E)
2) voor de rechtvaardiging van een bestaan (b)
3) In ‘t slecht vervullen van onnoozle plichten (a) (E)
4) Om den te karigen broode allengs verdaan? (b)
5) En hierom zijn der op een doel gerichten (a) (E)
6) bevredigende dagen mij ontgaan; (b)
7) Hierom blijft mij slechts zelf en lot betichten (a) (E)
8) in ‘t zicht van ‘t eind der onherkeerbre baan. (b)
9) van al de dingen die ‘k droomen zocht (c) (E)
10)Erger: van alle, die ik wel vermocht, (c) (E)
11)Is, nu hun tijd voorbij is, niets geworden (d)
12)En ik kan zelfs niet, als mijn onbevreesd (e) (E)
13)erkennen mij verwijst naar de verdorden, (d) (E)
14)Aanvoeren: maar mijn bloei is schoon geweest. (e)
Alliteratie/beginrijm
Assonantie/klinkerrijm
Enjambement (E)
Inversie
Repetitio
Retorische vraag
Understatement
Antithese
1) Is dit genoeg; een stuk of wat gedichten, (a) (E)
2) voor de rechtvaardiging van een bestaan (b)
3) In ‘t slecht vervullen van onnoozle plichten (a) (E)
4) Om den te karigen broode allengs verdaan? (b)
5) En hierom zijn der op een doel gerichten (a) (E)
6) bevredigende dagen mij ontgaan; (b)
7) Hierom blijft mij slechts zelf en lot betichten (a) (E)
8) in ‘t zicht van ‘t eind der onherkeerbre baan. (b)
9) van al de dingen die ‘k droomen zocht (c) (E)
10)Erger: van alle, die ik wel vermocht, (c) (E)
11)Is, nu hun tijd voorbij is, niets geworden (d)
12)En ik kan zelfs niet, als mijn onbevreesd (e) (E)
13)erkennen mij verwijst naar de verdorden, (d) (E)
14)Aanvoeren: maar mijn bloei is schoon geweest. (e)
Alliteratie/beginrijm
Assonantie/klinkerrijm
Enjambement (E)
Inversie
Repetitio
Retorische vraag
Understatement
Antithese