Constructie afwerking - Vastgoed
DEEL 1: GEVELSLUITINGEN
1. BUITENSCHRIJNWERK
1.1 HISTORIEK
• Buitenschrijnwerk heeft enorme evolutie meegemaakt in geschiedenis
• Middeleeuwen: smalle verticale openingen of “glas in lood”
o Vb.: kathedraal van Chartres, hooggotiek (spitsbogen…), 1260
o Oculus = rond raam
▪ Zoveel mogelijk (goddelijk) licht binnen in de kathedraal
▪ Het grote raam is opgedeeld in verschillende stukken (mineraal of steenachtige
onderverdelingen) die op hun beurt ook zijn opgedeeld uit bijvoorbeeld glas of lood >
op die manier kan men heel grote raamopeningen maken zonder dat men toen de kennis
had om grote glasoppervlaktes te maken
• Vanaf 17de-18de eeuw: glasoppervlakte wordt groter
o Nog steeds “ruitvorm”
• In begin 20ste eeuw: uitvinding van getrokken glas
o Via dit glas kan men grote glasoppervlaktes maken
o 1959: Sir Pilkington: uitvinding floatglas (of vlakglas)
o Weerspiegeling bij beide soorten is anders (helderder bij floatglas)
1.2 ALGEMEEN
1.2.1 TERMINOLOGIE
• NBN B 25-002-1 (2009)
• Venster: element van het gebouw dat een muuropening afsluit, de verlichting en eventueel de verluchting
verzekert
• Vast venster: venster zonder vleugel (niet opengaand)
• Opengaand venster: venster met een vast kader en een vleugel
• Dubbel opengaand venster: vast kader met 2 vleugels zonder vaste tussenstijl
• Samengesteld venster: venster met vaste of opengaande delen in een vast kader en gescheiden door
stijlen of dwarsregels.
• Vensterdeur: venster met deurhoogte dat de toegang en doorgang toelaat
o Bij een gewone deur is er onderaan geen rubberdichting
1
,• Schuifvenster: constructie met 1 of meerdere bewegende vleugels die zich verplaatsen in het vlak van de
constructie en niet geschikt voor doorgang van personen bij normaal gebruik.
• Schuifdeur: constructie met 1 of meerdere bewegende vleugels die zich verplaatsen in het vlak van de
constructie en geschikt voor doorgang van personen bij normaal gebruik.
• Vleugel of opengaande vleugel: bewegend element van een venster
• Bovenlicht: beglaasd element boven in het venster doorgaans van beperkte hoogte, dat al dan niet kan
worden geopend
• Vasistas: kleine openvallende vleugel boven de bovendorpel van een venster of een deur.
• Vast kader: vast deel rond een venster of een vensterdeur dat verbonden wordt met de structuur van het
gebouw
• Borstwering: muurdeel tussen het vloerniveau en de dorpel van een venster-of deur
o Aanslagstijl: altijd verticaal
o Aanslagregel: altijd horizontaal
o Hang- of randstijl: stijl opgehangen aan het vast kader
1.2.2 OPENINGSWIJZEN (ZIE EXTRA BLAD!)
• Verschil tussen vaste en opengaande vensters
• Verschillende manieren van openen aanzichten zijn van binnen uitgezien
• Verschil tussen wie de plannen bekijkt
o Constructeur/ aannemer zal bekijken van binnenuit van de woning
o Architect zal kijken van buitenuit van de woning
2
, Tekeningen door aannemer
• Vaste regels (zowel voor architect als aannemer)
o Volle lijn = buitendraaiend
▪ Beweging vleugel naar de gebruiker toe
o Stippellijn = binnendraaiend
▪ Beweging vleugel weg van de gebruiker
• Aanduiding op gevelplannen door de ogen van de architect
• Aanzichten zijn van buiten uitgezien!
• Verschil tussen schuifvenster en schuifdeur
o Door venster kan je niet lopen
1.2.3 PRESTATIES VAN HET BUITENSCHRIJNWERK: > PRODUCTNORM EN CE-MARKERING
• NBN B 25-002-1 (2009)
• Luchtdoorlatendheid
o Luchtdebiet bij druk van 100 Pa per voeglengte-eenheid of per oppervlakte-eenheid
o Vensters indelen in klassen van 1 tot 4 (4 = beste)
3
, ▪ Sommige ramen moeten beter presteren dan andere
• Voorbeeld: raam aan de kust heeft en hogere klasse dan een raam in het
binnenland omdat er meer wind is aan de kust
o WTCB-test: min 87% van alle vensters klasse 4! > klassen niet streng genoeg!
o Vleugel en draaikipvensters doorgaans betere prestaties
o Schuiframen scoren veel minder dan draaikipvensters
▪ Logisch want er is een vast kader met een vleugel die schuift (bovenaan en onderaan is
er geleiding + sluiting wordt gemaakt door borstels aan de zijkant)
o Globale luchdichtheid is sterk afhankelijk van kwaliteit van de verbinding, de uitvoering!
o Aandachtspunten
▪ De continuïteit van de luchtdichtheidsrubbers
▪ De aandrukking van de luchtdichtheidsrubbers
▪ De afstelling van het hang-en sluitwerk
▪ De kwaliteit van de kitvoegen
▪ Het aantal sluitpunten...
o Belangrijk aandeel aan globale luchtdichtheid van een gebouw te wijten aan luchtlekken
doorheen het buitenschrijnwerk
▪ Meer bepaald in de aansluiting van buitenschrijnwerk op ruwbouw
o Bij hoge verwachtingen i.v.m. globale luchtdichting
• Weerstand tegen windbelasting
o 3 klassen
o Hoofdvraag: Welke vervorming ondergaat het raam i.f.v. windbelasting?
▪ Raam met beperkte inbouwdiepte vs. raam met grotere inbouwdiepte waarop wind
beukt > raam met grotere inbouwdiepte is veel sterker
• > Hoe groter profieldiepte, hoe beter bestand tegen wind
▪ Hoe groter glasoppervlak, hoe slechter bestand tegen wind
• Hoe groter het oppervlak, hoe dikker het glas zal moeten zijn
o Bij druk en onderdruk
• Waterdichtheid
o Hoofdvraag: In welke mate dat er water binnen komt bij toenemende druk en toenemende
beregeningstijd?
o Verschillende klassen
o Opsporingstechniek lekkages
▪ Aan de hand van traceervloeistof
▪ Vergelijkbaar met lekkage in fietsband
• Bepaling klasse vensters i.f.v.
o Plaatsingshoogte boven maaiveld hoger = strengere klasse
▪ Voorbeeld: ramen in toren: de winddruk zal veel hoger zijn bij de hoogste ramen in
vergelijking met lagere ramen
o Ruwheid van het terrein opener = strengere klasse
▪ Kust: eisen zijn strenger dan in stedelijke zones
▪ Klasse 0 = strengste
▪ Klasse 4 = zwakste
4
DEEL 1: GEVELSLUITINGEN
1. BUITENSCHRIJNWERK
1.1 HISTORIEK
• Buitenschrijnwerk heeft enorme evolutie meegemaakt in geschiedenis
• Middeleeuwen: smalle verticale openingen of “glas in lood”
o Vb.: kathedraal van Chartres, hooggotiek (spitsbogen…), 1260
o Oculus = rond raam
▪ Zoveel mogelijk (goddelijk) licht binnen in de kathedraal
▪ Het grote raam is opgedeeld in verschillende stukken (mineraal of steenachtige
onderverdelingen) die op hun beurt ook zijn opgedeeld uit bijvoorbeeld glas of lood >
op die manier kan men heel grote raamopeningen maken zonder dat men toen de kennis
had om grote glasoppervlaktes te maken
• Vanaf 17de-18de eeuw: glasoppervlakte wordt groter
o Nog steeds “ruitvorm”
• In begin 20ste eeuw: uitvinding van getrokken glas
o Via dit glas kan men grote glasoppervlaktes maken
o 1959: Sir Pilkington: uitvinding floatglas (of vlakglas)
o Weerspiegeling bij beide soorten is anders (helderder bij floatglas)
1.2 ALGEMEEN
1.2.1 TERMINOLOGIE
• NBN B 25-002-1 (2009)
• Venster: element van het gebouw dat een muuropening afsluit, de verlichting en eventueel de verluchting
verzekert
• Vast venster: venster zonder vleugel (niet opengaand)
• Opengaand venster: venster met een vast kader en een vleugel
• Dubbel opengaand venster: vast kader met 2 vleugels zonder vaste tussenstijl
• Samengesteld venster: venster met vaste of opengaande delen in een vast kader en gescheiden door
stijlen of dwarsregels.
• Vensterdeur: venster met deurhoogte dat de toegang en doorgang toelaat
o Bij een gewone deur is er onderaan geen rubberdichting
1
,• Schuifvenster: constructie met 1 of meerdere bewegende vleugels die zich verplaatsen in het vlak van de
constructie en niet geschikt voor doorgang van personen bij normaal gebruik.
• Schuifdeur: constructie met 1 of meerdere bewegende vleugels die zich verplaatsen in het vlak van de
constructie en geschikt voor doorgang van personen bij normaal gebruik.
• Vleugel of opengaande vleugel: bewegend element van een venster
• Bovenlicht: beglaasd element boven in het venster doorgaans van beperkte hoogte, dat al dan niet kan
worden geopend
• Vasistas: kleine openvallende vleugel boven de bovendorpel van een venster of een deur.
• Vast kader: vast deel rond een venster of een vensterdeur dat verbonden wordt met de structuur van het
gebouw
• Borstwering: muurdeel tussen het vloerniveau en de dorpel van een venster-of deur
o Aanslagstijl: altijd verticaal
o Aanslagregel: altijd horizontaal
o Hang- of randstijl: stijl opgehangen aan het vast kader
1.2.2 OPENINGSWIJZEN (ZIE EXTRA BLAD!)
• Verschil tussen vaste en opengaande vensters
• Verschillende manieren van openen aanzichten zijn van binnen uitgezien
• Verschil tussen wie de plannen bekijkt
o Constructeur/ aannemer zal bekijken van binnenuit van de woning
o Architect zal kijken van buitenuit van de woning
2
, Tekeningen door aannemer
• Vaste regels (zowel voor architect als aannemer)
o Volle lijn = buitendraaiend
▪ Beweging vleugel naar de gebruiker toe
o Stippellijn = binnendraaiend
▪ Beweging vleugel weg van de gebruiker
• Aanduiding op gevelplannen door de ogen van de architect
• Aanzichten zijn van buiten uitgezien!
• Verschil tussen schuifvenster en schuifdeur
o Door venster kan je niet lopen
1.2.3 PRESTATIES VAN HET BUITENSCHRIJNWERK: > PRODUCTNORM EN CE-MARKERING
• NBN B 25-002-1 (2009)
• Luchtdoorlatendheid
o Luchtdebiet bij druk van 100 Pa per voeglengte-eenheid of per oppervlakte-eenheid
o Vensters indelen in klassen van 1 tot 4 (4 = beste)
3
, ▪ Sommige ramen moeten beter presteren dan andere
• Voorbeeld: raam aan de kust heeft en hogere klasse dan een raam in het
binnenland omdat er meer wind is aan de kust
o WTCB-test: min 87% van alle vensters klasse 4! > klassen niet streng genoeg!
o Vleugel en draaikipvensters doorgaans betere prestaties
o Schuiframen scoren veel minder dan draaikipvensters
▪ Logisch want er is een vast kader met een vleugel die schuift (bovenaan en onderaan is
er geleiding + sluiting wordt gemaakt door borstels aan de zijkant)
o Globale luchdichtheid is sterk afhankelijk van kwaliteit van de verbinding, de uitvoering!
o Aandachtspunten
▪ De continuïteit van de luchtdichtheidsrubbers
▪ De aandrukking van de luchtdichtheidsrubbers
▪ De afstelling van het hang-en sluitwerk
▪ De kwaliteit van de kitvoegen
▪ Het aantal sluitpunten...
o Belangrijk aandeel aan globale luchtdichtheid van een gebouw te wijten aan luchtlekken
doorheen het buitenschrijnwerk
▪ Meer bepaald in de aansluiting van buitenschrijnwerk op ruwbouw
o Bij hoge verwachtingen i.v.m. globale luchtdichting
• Weerstand tegen windbelasting
o 3 klassen
o Hoofdvraag: Welke vervorming ondergaat het raam i.f.v. windbelasting?
▪ Raam met beperkte inbouwdiepte vs. raam met grotere inbouwdiepte waarop wind
beukt > raam met grotere inbouwdiepte is veel sterker
• > Hoe groter profieldiepte, hoe beter bestand tegen wind
▪ Hoe groter glasoppervlak, hoe slechter bestand tegen wind
• Hoe groter het oppervlak, hoe dikker het glas zal moeten zijn
o Bij druk en onderdruk
• Waterdichtheid
o Hoofdvraag: In welke mate dat er water binnen komt bij toenemende druk en toenemende
beregeningstijd?
o Verschillende klassen
o Opsporingstechniek lekkages
▪ Aan de hand van traceervloeistof
▪ Vergelijkbaar met lekkage in fietsband
• Bepaling klasse vensters i.f.v.
o Plaatsingshoogte boven maaiveld hoger = strengere klasse
▪ Voorbeeld: ramen in toren: de winddruk zal veel hoger zijn bij de hoogste ramen in
vergelijking met lagere ramen
o Ruwheid van het terrein opener = strengere klasse
▪ Kust: eisen zijn strenger dan in stedelijke zones
▪ Klasse 0 = strengste
▪ Klasse 4 = zwakste
4