Leerdoelen tentamen:
Verzwegen argumenten:
formule: Kennelijk is het zo dat…
voorbeeld:
Ik wil dat er minder televisie gekeken wordt, want televisie doodt de gezelligheid.
Antwoord: Kennelijk is het zo dat het gezellig moet zijn.
Redeneervormen:
• Deductie
o Als de argumenten kloppen met de realiteit dan klopt de conclusie ook.
o Als…dan
o De conclusie zit al besloten in de argumentatie
o 100% voorspellende waarde → meest zuivere redeneervorm.
• Inductie
o Komt voornamelijk voor in het debat
o Argumenten gaan over eerdere situaties maar doe daar nu een aanspreek over.
▪ Situatie kan zijn veranderd, dus het is waarschijnlijk.
▪ Je gaat ervanuit dat iets uit het verleden nog steeds zo is.
▪ Ik zet mijn fiets in het vak, want anders krijg ik een rood lintje net zoals de
vorige keer.
▪ Argumenteren op grond van ervaringen.
• Analogie (vs. a contrario)
o Waarnemingen onder andere groepen, die je bij weer andere groepen toepas.
▪ Ik doe onderzoek bij coronatest onder muizen, dit heeft hetzelfde resultaat
op apen en dan op mensen.
▪ Het lukte bij Enschede dus we proberen het ook in Amsterdam.
▪ Jurisprudentie
o A contrario bij wetgeving → tegenovergestelde omdat je alles expliciet moet
benoemen.
▪ Ieder geval is een geval op zichzelf
▪ Er staat een bord met niet eten alleen er staat een patatje en geen kroket
dus je mag je kroket eten.
• Conductie
o Minst zuiver
o Afweging
o ik wil wonen in een middelgrote stad, hoger onderwijsstelling, veel restaurants en
aan het water dus Arnhem en Nijmegen. Conclusies zijn niet zo sterk.
o Lastig om niet op een andere manier te doen.
Complexe argumentatie:
Niet complex: Enkelvoudige argumentatie → 1 argument en 1 conclusie.
• Complexe argumentatie → meerdere argumenten voor 1 conclusie.
o Afhankelijk → alle argumenten heb je nodig voor de conclusie
▪ Nevenschikkend → meerdere argumenten onderbouwen elkaar
• Aanvullend
Verzwegen argumenten:
formule: Kennelijk is het zo dat…
voorbeeld:
Ik wil dat er minder televisie gekeken wordt, want televisie doodt de gezelligheid.
Antwoord: Kennelijk is het zo dat het gezellig moet zijn.
Redeneervormen:
• Deductie
o Als de argumenten kloppen met de realiteit dan klopt de conclusie ook.
o Als…dan
o De conclusie zit al besloten in de argumentatie
o 100% voorspellende waarde → meest zuivere redeneervorm.
• Inductie
o Komt voornamelijk voor in het debat
o Argumenten gaan over eerdere situaties maar doe daar nu een aanspreek over.
▪ Situatie kan zijn veranderd, dus het is waarschijnlijk.
▪ Je gaat ervanuit dat iets uit het verleden nog steeds zo is.
▪ Ik zet mijn fiets in het vak, want anders krijg ik een rood lintje net zoals de
vorige keer.
▪ Argumenteren op grond van ervaringen.
• Analogie (vs. a contrario)
o Waarnemingen onder andere groepen, die je bij weer andere groepen toepas.
▪ Ik doe onderzoek bij coronatest onder muizen, dit heeft hetzelfde resultaat
op apen en dan op mensen.
▪ Het lukte bij Enschede dus we proberen het ook in Amsterdam.
▪ Jurisprudentie
o A contrario bij wetgeving → tegenovergestelde omdat je alles expliciet moet
benoemen.
▪ Ieder geval is een geval op zichzelf
▪ Er staat een bord met niet eten alleen er staat een patatje en geen kroket
dus je mag je kroket eten.
• Conductie
o Minst zuiver
o Afweging
o ik wil wonen in een middelgrote stad, hoger onderwijsstelling, veel restaurants en
aan het water dus Arnhem en Nijmegen. Conclusies zijn niet zo sterk.
o Lastig om niet op een andere manier te doen.
Complexe argumentatie:
Niet complex: Enkelvoudige argumentatie → 1 argument en 1 conclusie.
• Complexe argumentatie → meerdere argumenten voor 1 conclusie.
o Afhankelijk → alle argumenten heb je nodig voor de conclusie
▪ Nevenschikkend → meerdere argumenten onderbouwen elkaar
• Aanvullend