Samenvatting Sportkunde blok 3: Training & Anatomie
Week 1:
Deel 1: Beginsituatie en doelstellingen
- Om tot inzicht te komen analyseer je het evenement en jouw deelnemers, op basis van die
analyse beschrijf je het prestatieniveau, en formuleer je evenementdoelen.
Evenementanalyse: Welke eisen worden er gesteld, gegevens verzamelen, wat kan je verwachten.
Deelnemer analyse: Wat kan mijn deelnemer al, blessures, huidige niveau & SWOT
Evenementdoelen: ‘’binnen een uur de alp h’uez op fietsen’’ of ‘’finishen in de top 5 van de grand
raid’’
SWOT analyse:
Bot AA Li
Deel 3: Ik als trainer
- Aan het eind van het blok kijk je terug op hoe jij hebt gefunctioneerd als trainer en
deelnemer en beschrijf je wat deze ervaringen in de toekomst betekenen voor jezelf als
trainer van een ander
1
,Logboek training: Welke trainingen heb ik gedaan, opschrijven, ervaren, hoe het ging, bijhouden, in
detail
Ik als trainer: Wat heb ik geleerd als trainer, 4 inzichten (zie hieronder), opschrijven, wat geleerd en
ontwikkeld
4 inzichten
1. Structureren: Uitspreken, afspreken en aanspreken
2. Stimuleren: Positief, eerlijk en concreet
3. Individueel: Aandacht geven, erkenning en individueel niveau
4. Regie overdragen: Realisatie en persoonlijke doelen
Anaeroob (lactisch) en aeroob:
Bewegingsvaardigheden indelen
1. Gebaseerd op voorspelbaarheid
2. Gebaseerd op begin- & eindpunt van de beweging
3. Gebaseerd op nauwkeurigheid van een beweging
2
,Anatomie:
Jouw lichaam:
5 lichaamsgebieden:
1. Caput (hoofd)
2. Collum (hals)
3. Truncus (romp)
4. Bovenste extremiteit (schoudergordel + arm)
5. Onderste extremiteit (bekkengordel + been)
Lichaamsonderdelen:
Truncus (romp):
1. Thorax (borst)
2. Abdomen (buik)
3. Pelvis (bekken)
Bovenste extremiteit (B.E):
1. Cingulum pectorale (schoudergordel)
2. Brachium (bovenarm)
3. Antebrachium (onderarm)
4. Manus (hand)
Onderste extremiteit (O.E):
1. Cingulum pelvicum (bekkengordel)
2. Femur (Bovenbeen bot)
3. Crus (onderbeen)
4. Pes (voet)
Gewrichten en botten van de B.E (grijpen en voelen)
Bot: Os
Botten: Ossa
Botten van de B.E
1. Clavicula (sleutelbeen)
2. Scapula (schouderblad)
➔ Sleutelbeen en schouderblad vormen samen de schoudergordel (Cingulum pectorale)
3. Humerus (Opperarmbeen ((bovenarm))
4. Ulna (ellepijp)
5. Radius (spaakbeen)
6. Ossa carpi (of carpalia) (handwortelbeentjes)
7. Ossa metacarpi (of metacarpalia) (middenhandsbeentjes)
8. Ossa digitorum manus (of phalangen) (vingerkootjes)
6,7,8 vormen samen manus (hand)
3
, Gewrichten van de B.E
Gewricht: Art (afkorting van articulatio)
1. Art. sterno-claviculaire (of SC-gewricht) tussen sternum en clavicula
2. Art. acromio-claviculaire (of AC-gewricht) tussen acromion en clavicula
3. Art. humeri (schoudergewricht)
4. Art. cubiti (ellebooggewricht)
5. Art. radiocarpea (polsgewricht)
6. Art. carpo-metacarpea I (CMC I) basis duimgewricht
7. Art. metacarpo-phalangeale I t/m V (MCP) knokkelgewricht
Duim is 1, wijsvinger 2, middelvinger 3, ringvinger 4 & pink 5
Vingergewichten:
8. Proximale InterPhalangeale gewricht (PIP-gewricht)
9. Distale InterPhalangeale gewricht (DIP-gewricht)
Gewrichten en botten van de O.E (dragen en voortbeweging)
Botten van de O.E
1. Os sacrum (Heiligbeen)
2. Os coccygis (staartbeen)
➔ 1 en 2 horen eigenlijk niet bij de O.E maar bij de romp (axiale w.k)
3. Os coxae (heupbeen) Ossa coxae (heupbenderen)
➔ De 2 heupbeenderen vormen samen de bekkengordel
4. Femur (bovenbeen)
5. Patella (knieschijf)
6. Tibia (scheenbeen)
7. Fibula (kuitbeen)
8. Ossa tarsi (of tarsalia) (voetwortelbeentjes)
9. Ossa metatarsi (of metarsalia) (middenvoetsbeentjes)
10. Ossa digitorum pedis (of phalangen) (teenkootjes)
➔ 8,9,10 vormen samen de voet
Gewrichten van de O.E
1. Sacro-iliacale gewricht (SI-gewricht)
2. Art. coxae (heupgewricht)
3. Art. genus (kniegewricht)
4. Bovenste spronggewricht (BSG)
5. Onderste spronggewricht (OSG)
6. Art. metatarso-phalangeale (MTP) meervoud: art. metatarso-phalangeae
Teengewrichten:
7. Proximale InterPhanlangeale (PIP)
8. Distale InterPhanlangeale (DIP)
4
Week 1:
Deel 1: Beginsituatie en doelstellingen
- Om tot inzicht te komen analyseer je het evenement en jouw deelnemers, op basis van die
analyse beschrijf je het prestatieniveau, en formuleer je evenementdoelen.
Evenementanalyse: Welke eisen worden er gesteld, gegevens verzamelen, wat kan je verwachten.
Deelnemer analyse: Wat kan mijn deelnemer al, blessures, huidige niveau & SWOT
Evenementdoelen: ‘’binnen een uur de alp h’uez op fietsen’’ of ‘’finishen in de top 5 van de grand
raid’’
SWOT analyse:
Bot AA Li
Deel 3: Ik als trainer
- Aan het eind van het blok kijk je terug op hoe jij hebt gefunctioneerd als trainer en
deelnemer en beschrijf je wat deze ervaringen in de toekomst betekenen voor jezelf als
trainer van een ander
1
,Logboek training: Welke trainingen heb ik gedaan, opschrijven, ervaren, hoe het ging, bijhouden, in
detail
Ik als trainer: Wat heb ik geleerd als trainer, 4 inzichten (zie hieronder), opschrijven, wat geleerd en
ontwikkeld
4 inzichten
1. Structureren: Uitspreken, afspreken en aanspreken
2. Stimuleren: Positief, eerlijk en concreet
3. Individueel: Aandacht geven, erkenning en individueel niveau
4. Regie overdragen: Realisatie en persoonlijke doelen
Anaeroob (lactisch) en aeroob:
Bewegingsvaardigheden indelen
1. Gebaseerd op voorspelbaarheid
2. Gebaseerd op begin- & eindpunt van de beweging
3. Gebaseerd op nauwkeurigheid van een beweging
2
,Anatomie:
Jouw lichaam:
5 lichaamsgebieden:
1. Caput (hoofd)
2. Collum (hals)
3. Truncus (romp)
4. Bovenste extremiteit (schoudergordel + arm)
5. Onderste extremiteit (bekkengordel + been)
Lichaamsonderdelen:
Truncus (romp):
1. Thorax (borst)
2. Abdomen (buik)
3. Pelvis (bekken)
Bovenste extremiteit (B.E):
1. Cingulum pectorale (schoudergordel)
2. Brachium (bovenarm)
3. Antebrachium (onderarm)
4. Manus (hand)
Onderste extremiteit (O.E):
1. Cingulum pelvicum (bekkengordel)
2. Femur (Bovenbeen bot)
3. Crus (onderbeen)
4. Pes (voet)
Gewrichten en botten van de B.E (grijpen en voelen)
Bot: Os
Botten: Ossa
Botten van de B.E
1. Clavicula (sleutelbeen)
2. Scapula (schouderblad)
➔ Sleutelbeen en schouderblad vormen samen de schoudergordel (Cingulum pectorale)
3. Humerus (Opperarmbeen ((bovenarm))
4. Ulna (ellepijp)
5. Radius (spaakbeen)
6. Ossa carpi (of carpalia) (handwortelbeentjes)
7. Ossa metacarpi (of metacarpalia) (middenhandsbeentjes)
8. Ossa digitorum manus (of phalangen) (vingerkootjes)
6,7,8 vormen samen manus (hand)
3
, Gewrichten van de B.E
Gewricht: Art (afkorting van articulatio)
1. Art. sterno-claviculaire (of SC-gewricht) tussen sternum en clavicula
2. Art. acromio-claviculaire (of AC-gewricht) tussen acromion en clavicula
3. Art. humeri (schoudergewricht)
4. Art. cubiti (ellebooggewricht)
5. Art. radiocarpea (polsgewricht)
6. Art. carpo-metacarpea I (CMC I) basis duimgewricht
7. Art. metacarpo-phalangeale I t/m V (MCP) knokkelgewricht
Duim is 1, wijsvinger 2, middelvinger 3, ringvinger 4 & pink 5
Vingergewichten:
8. Proximale InterPhalangeale gewricht (PIP-gewricht)
9. Distale InterPhalangeale gewricht (DIP-gewricht)
Gewrichten en botten van de O.E (dragen en voortbeweging)
Botten van de O.E
1. Os sacrum (Heiligbeen)
2. Os coccygis (staartbeen)
➔ 1 en 2 horen eigenlijk niet bij de O.E maar bij de romp (axiale w.k)
3. Os coxae (heupbeen) Ossa coxae (heupbenderen)
➔ De 2 heupbeenderen vormen samen de bekkengordel
4. Femur (bovenbeen)
5. Patella (knieschijf)
6. Tibia (scheenbeen)
7. Fibula (kuitbeen)
8. Ossa tarsi (of tarsalia) (voetwortelbeentjes)
9. Ossa metatarsi (of metarsalia) (middenvoetsbeentjes)
10. Ossa digitorum pedis (of phalangen) (teenkootjes)
➔ 8,9,10 vormen samen de voet
Gewrichten van de O.E
1. Sacro-iliacale gewricht (SI-gewricht)
2. Art. coxae (heupgewricht)
3. Art. genus (kniegewricht)
4. Bovenste spronggewricht (BSG)
5. Onderste spronggewricht (OSG)
6. Art. metatarso-phalangeale (MTP) meervoud: art. metatarso-phalangeae
Teengewrichten:
7. Proximale InterPhanlangeale (PIP)
8. Distale InterPhanlangeale (DIP)
4