VZ-B1-K1-W7
Opdracht O1: Een verslag over jouw coördinerende rol in een afstemmingsoverleg
binnen de BPV.
Voor het afstemmingsoverleg:
Je hoort meestal een week van tevoren dat jouw client een afstemmingsoverleg heeft.
Wanneer ik weet dat mijn client een afstemmingsoverleg heeft, controleer ik of de client kaart
nog op de hoogte is met de laatste informatie en neem ik contact op met de 1ste
contactpersoon van de client zodat die het overleg kan bijwonen. Ook hou ik de client op de
hoogte dat er op die datum een overleg is en ik vertel desnoods wat het gesprek inhoudt.
Tijdens een afstemmingsoverleg:
Ik wissel informatie uit over de client aan de disciplines. Ik ga samen met de disciplines de
zorgdoelen af en kijk of dit nog correct is en zo nodig aangepast moet worden. Ik vraag aan
de cliënt hoe hij/zij de zorg ervaart en of er nog aandachtspunten zijn. Ik en de disciplines
geven antwoord op vragen van de client of de 1ste contactpersoon.
Na het afstemmingsoverleg:
Rapporteer ik alle informatie die ik heb opgenomen uit het overleg en pas ik zo nodig nog
eens de doelen of client kaart aan. Bijvoorbeeld de cliënt heeft aangegeven liever met
verzorgende washandjes gewassen te worden in de ochtend dan rapporteer ik dit zodat mijn
collega’s hier ook van af weten.
Opdracht O1: Een verslag over jouw coördinerende rol in een afstemmingsoverleg
binnen de BPV.
Voor het afstemmingsoverleg:
Je hoort meestal een week van tevoren dat jouw client een afstemmingsoverleg heeft.
Wanneer ik weet dat mijn client een afstemmingsoverleg heeft, controleer ik of de client kaart
nog op de hoogte is met de laatste informatie en neem ik contact op met de 1ste
contactpersoon van de client zodat die het overleg kan bijwonen. Ook hou ik de client op de
hoogte dat er op die datum een overleg is en ik vertel desnoods wat het gesprek inhoudt.
Tijdens een afstemmingsoverleg:
Ik wissel informatie uit over de client aan de disciplines. Ik ga samen met de disciplines de
zorgdoelen af en kijk of dit nog correct is en zo nodig aangepast moet worden. Ik vraag aan
de cliënt hoe hij/zij de zorg ervaart en of er nog aandachtspunten zijn. Ik en de disciplines
geven antwoord op vragen van de client of de 1ste contactpersoon.
Na het afstemmingsoverleg:
Rapporteer ik alle informatie die ik heb opgenomen uit het overleg en pas ik zo nodig nog
eens de doelen of client kaart aan. Bijvoorbeeld de cliënt heeft aangegeven liever met
verzorgende washandjes gewassen te worden in de ochtend dan rapporteer ik dit zodat mijn
collega’s hier ook van af weten.