Atomen en Moleculen
1: Historische ontwikkeling v/d chemie
Dalton : 5 eigenschappen
1. Atoom = klein, massief, hard en ondeelbaar
2. Element bevat identieke atomen m/dezelfde massa
3. Verschillende elementen verschillen in grootte en massa
4. Verbindingen zijn eenvoudig en hebben vaste verhoudingen
5. Reactie : hergroepering v atomen
: 𝛂-deeltjes kaatsen terug
Thomson : Massieve pos. Bolletjes m/ elektronen
: 𝛂-deeltjes vliegen bijna allemaal dwars dr de atomen
Rutherford : Atoom bestaat uit een zeer kleine kern
- Bevat massa en pos. lading
: Rond de kern bewegen neg. Elektronen
- Massa = zeer klein
Bohr : Kunnen niet de exacte snelheid en plaats bepalen v elektronen
- = onzekerheidsprincipe v Heisenberg
- → waarschijnlijkheid om een elektron om een bepaalde plaats te
betreffen
: Orbitalen
- = gebieden waarin een elektron zich bevindt
2: Bouw v/h atoom
Wat? = elektrisch neutraal geheel, opgebouwd uit kleinere deeltjes
- Bevat een kern waarin nucleonen voorkomen omgeven dr een elektronenwolk
1
,Massa : g, kg, u of Da
- 1 u = 1 a.m.e. = 1 Da = 1,66 . 10^-24 g/10^-27kg
Lading : uitgedrukt in elementaire lading = e.l.e.
Element = verzameling v alle nucliden m/ eenzelfde # protonen in de kern
Atoomnummer = gelijk aan het aantal protonen
- =Z
- #p=#e
Massagetal = som v/h aantal kerndeeltjes (n en p)
- =A
#p #e #n A Z
#p=#e #e=#p A-Z #p+#n Z=#p
#p=Z #e=Z Z=#e
Ion = geladen deeltje die ontstaat wnr een atoom één of meerdere elektronen
opneemt of afgeeft
- Afgeven v elektronen = positieve lading
- = kation
- Pos. lading v 3 = 3 elektronen meer
- Cl+ m/ 17 protonen = 16 elektronen
- Opnemen v elektronen = negatieve lading
- = anion
- Neg. lading v 3 = 3 elektronen minder
- Cl- m/ 17 protonen = 18 elektronen
Isotopen = hebben eenzelfde Z mr een verschillend massagetal
- Verschil in het aantal neutronen → verschillende kernmassa
- mr: dezelfde kernlading
- Bevatten dezelfde chemische eig. mr verschillende fysische eig.
- Bvb. kookpunt, smeltpunt
- Isotopen v/e element staan op dezelfde plaats in het PSE
- = gewogen gemiddelde
Nuclide = atoom m/ eigen aantal p, n en e
- = isotopen
2
, 3: De elektronenstructuur v/h atoom
Structuur elektronenwolk = heeft energieniveaus m/ overgangen tss die niveaus
- Niet elke energietoestand is mogelijk → bepaalde banen zijn
toegelaten binnen een atoom
- Banen verschillen tss atomen
- De toevoeging v energie (excitatie) brengt een deeltje
in een ‘aangeslagen energietoestand, wnr het
terugvalt zendt het energie uit (emissie)
Emissiespectrum = toont kleuren die overeenkomen m/ een bepaalde energie
- Toont de verschillende schillen v/e atoom waarop de
elektronen op zitten
- Dichter bij de kern → lager energie
Aangeslagen toestand = wnr energie toegevoegd w kan een elektron mr een niveau
springen verder v/d kern waar er een hogere energie is
- Onstabiel dr verhoogde energie
→ Er w dus gestreefd nr een zo laag mogelijke energie-inhoud
- E zullen naar een lagere energietoestand keren
- Energie w dan uitgezonden onder een vorm v licht m/ een kleur die
overeenstemt m/ ΔE
Grondtoestand = toestand m/d kleinste energie-inhoud
Postulaten v Bohr = waarnemingen v Bohr over de structuur v/e elektronenwolk
1. Elektronen bewegen in een constante cirkelvormige bewegingen
m/ een constante energie
- Blijft dus in stationaire toestand waarbij er geen energie
opgenomen of uitgezonden ŵ
2. Elektronen kunnen w baanverandering → ŵ gepaard m/
energieverandering
- ΔE = Ee - Eb
- Energiestijging:
- Sprint nr een verdere baan dus is er E
opgenomen
- Energiedaling:
- Valt nr dichtere baan dus E afgegeven
Energieniveaus : En = -2,18.10-18 Z2/n2 (in Joule)
3
1: Historische ontwikkeling v/d chemie
Dalton : 5 eigenschappen
1. Atoom = klein, massief, hard en ondeelbaar
2. Element bevat identieke atomen m/dezelfde massa
3. Verschillende elementen verschillen in grootte en massa
4. Verbindingen zijn eenvoudig en hebben vaste verhoudingen
5. Reactie : hergroepering v atomen
: 𝛂-deeltjes kaatsen terug
Thomson : Massieve pos. Bolletjes m/ elektronen
: 𝛂-deeltjes vliegen bijna allemaal dwars dr de atomen
Rutherford : Atoom bestaat uit een zeer kleine kern
- Bevat massa en pos. lading
: Rond de kern bewegen neg. Elektronen
- Massa = zeer klein
Bohr : Kunnen niet de exacte snelheid en plaats bepalen v elektronen
- = onzekerheidsprincipe v Heisenberg
- → waarschijnlijkheid om een elektron om een bepaalde plaats te
betreffen
: Orbitalen
- = gebieden waarin een elektron zich bevindt
2: Bouw v/h atoom
Wat? = elektrisch neutraal geheel, opgebouwd uit kleinere deeltjes
- Bevat een kern waarin nucleonen voorkomen omgeven dr een elektronenwolk
1
,Massa : g, kg, u of Da
- 1 u = 1 a.m.e. = 1 Da = 1,66 . 10^-24 g/10^-27kg
Lading : uitgedrukt in elementaire lading = e.l.e.
Element = verzameling v alle nucliden m/ eenzelfde # protonen in de kern
Atoomnummer = gelijk aan het aantal protonen
- =Z
- #p=#e
Massagetal = som v/h aantal kerndeeltjes (n en p)
- =A
#p #e #n A Z
#p=#e #e=#p A-Z #p+#n Z=#p
#p=Z #e=Z Z=#e
Ion = geladen deeltje die ontstaat wnr een atoom één of meerdere elektronen
opneemt of afgeeft
- Afgeven v elektronen = positieve lading
- = kation
- Pos. lading v 3 = 3 elektronen meer
- Cl+ m/ 17 protonen = 16 elektronen
- Opnemen v elektronen = negatieve lading
- = anion
- Neg. lading v 3 = 3 elektronen minder
- Cl- m/ 17 protonen = 18 elektronen
Isotopen = hebben eenzelfde Z mr een verschillend massagetal
- Verschil in het aantal neutronen → verschillende kernmassa
- mr: dezelfde kernlading
- Bevatten dezelfde chemische eig. mr verschillende fysische eig.
- Bvb. kookpunt, smeltpunt
- Isotopen v/e element staan op dezelfde plaats in het PSE
- = gewogen gemiddelde
Nuclide = atoom m/ eigen aantal p, n en e
- = isotopen
2
, 3: De elektronenstructuur v/h atoom
Structuur elektronenwolk = heeft energieniveaus m/ overgangen tss die niveaus
- Niet elke energietoestand is mogelijk → bepaalde banen zijn
toegelaten binnen een atoom
- Banen verschillen tss atomen
- De toevoeging v energie (excitatie) brengt een deeltje
in een ‘aangeslagen energietoestand, wnr het
terugvalt zendt het energie uit (emissie)
Emissiespectrum = toont kleuren die overeenkomen m/ een bepaalde energie
- Toont de verschillende schillen v/e atoom waarop de
elektronen op zitten
- Dichter bij de kern → lager energie
Aangeslagen toestand = wnr energie toegevoegd w kan een elektron mr een niveau
springen verder v/d kern waar er een hogere energie is
- Onstabiel dr verhoogde energie
→ Er w dus gestreefd nr een zo laag mogelijke energie-inhoud
- E zullen naar een lagere energietoestand keren
- Energie w dan uitgezonden onder een vorm v licht m/ een kleur die
overeenstemt m/ ΔE
Grondtoestand = toestand m/d kleinste energie-inhoud
Postulaten v Bohr = waarnemingen v Bohr over de structuur v/e elektronenwolk
1. Elektronen bewegen in een constante cirkelvormige bewegingen
m/ een constante energie
- Blijft dus in stationaire toestand waarbij er geen energie
opgenomen of uitgezonden ŵ
2. Elektronen kunnen w baanverandering → ŵ gepaard m/
energieverandering
- ΔE = Ee - Eb
- Energiestijging:
- Sprint nr een verdere baan dus is er E
opgenomen
- Energiedaling:
- Valt nr dichtere baan dus E afgegeven
Energieniveaus : En = -2,18.10-18 Z2/n2 (in Joule)
3