Populatie = groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied.
Dichtheid en dispersie van populaties:
Dichtheid:
Dichtheid van populatie = hoeveelheid individuen van een populatie
per gegeven opp. of
volume.
Te bepalen door:
-Aantal individuen te tellen tussen de grenzen van populatie (bijv. aantal
zeesterren op strand bij eb).
-Aantal individuen per opp./volume te tellen in een gebied in de leefomgeving
van de populatie.
Gemiddelde van individuen in alle gebiedjes in leefomgeving populatie bepalen.
Gemiddelde X totaal aantal gebiedjes in leefomgeving populatie = totale
populatiegrootte.
-Vang-terugvangstmethode
Aantal individuen uit populatie vangen en markeren gevangen
exemplaren weer vrijlaten.
Na bepaalde tijd opnieuw aantal individuen vangen kijken naar hoeveel
er gemerkt zijn.
Bijvoorbeeld: Je vangt 10 mieren en merkt ze. Je laat ze weer vrij. Na een aantal
weken vang je 12
mieren. Van deze 12 mieren zijn er 2 gemerkt. 12/2 = 6; ofwel 1 op de 6 mieren
is gemerkt. Er lopen
nog 9 andere mieren rond. Per gemerkte mier zijn 5 andere mieren (5 andere
mieren + gemerkte mier
=6) er zijn 10 gemerkte mieren in totaal. 10x 6 = 60. De totale populatiegrootte
is 60.
Dichtheid is niet statisch:
Immigratie en emigratie hebben invloed op de dichtheid.
Geboorte en sterfte hebben invloed op de dichtheid.
Dispersie:
Dispersie = Het patroon van de hoeveelheid ruimte tussen individuen van
een populatie.
De dispersiepatronen (zie figuur 1):
-Clumping (gegroepeerd) Bij veel voedsel, nuttig i.v.m. voortplanting. Bij
roofdieren
i.v.m. jagen, voor prooidieren nuttig i.v.m.
extra bescherming.
-Ruimtelijk Overal zelfde ruimte tussen individuen; bijv. door
territoriaal
gedrag.
-Willekeurig individuen zijn onafhankelijk van elkaar geplaatst.
Denk aan
, paardenbloem. Zaadjes worden door de
wind willekeurig verspreid
Demografiek:
Demografie = studie naar de grootte, omvang en samenstelling van
populaties in de loop
der tijd.
Figuur 1: Dispersiepatronen.
Levenstabellen = Leeftijdsspecifieke samenvatting van de
overlevingspatronen van populaties.
(zie figuur 2).
Cohort = Groep individuen van dezelfde leeftijd die worden
gevolgd van geboorte tot
dood. Zijn benodigd om levenstabel te maken.
Figuur 2: Een levenstabel.
Overlevingscurven:
Geeft aan hoeveel leden cohort nog leven bij een bepaalde leeftijd.
Te berekenen door: Proportie levend aan begin van het jaar (Kolom 3,
figuur 2) x Proportie levend aan het begin van jaar (0-1).
Curve in figuur 3 is gemaakt met gegevens van figuur 2.