Communicatietheorie
Communicatieleer
Basismodel communicatie
In dit 'basismodel communicatie' kan je via een 'hulpverlenende, vormende en/of
preventieve interventie' verandering aanbrengen in de variabelen 'zender', 'ontvanger', 'kanaal',
'boodschap' en 'feedback'. Op deze manier kan je het 'welzijnsprobleem' van een individu, groeps,
gezin, ruimer samenlevingsverband,… aanpakken. Dit basismodel biedt dus een simpele houvast om
mee aan de slag te gaan.
Een 'boodschap' is
- “ingepakte informatie die door de zender op een bepaalde manier is 'ingepakt', 'vormgegeven ->
de ontvanger 'pakt deze terug uit en heeft invloed op de binnekant van de ontvanger
- " 'Zenders' kiezen dus voor een bepaalde vorm van 'inpakken van informatie' om een gewenst
effect/invloed/betrokkenheid te hebben op de ontvanger van de boodschap (effect op de
binnenkant van de ontvanger).
- De zender 'codeert' een boodschap. De ontvanger 'decodeert' een boodschap.
Een 'boodschap' kent aldus een 4-tal aspecten:
1. een inhoudelijk aspect
- wat is de inhoud van je boodschap?
2. een expressief aspect (hoe druk je je uit?),
3. een relationeel aspect
- (welke soort 'relatie’ /betrekking is er tussen de zender en de ontvanger? client vs.
sociaal werker, vriend vs. vriend, baas vs. werknemer,…)
4. een appellerend aspect
- (een aanzet tot handelen, denken, concreet gedrag....).
- Hoe je iemand probeert te activeren, iemand aanzetten tot activatie
o Manier hoe iemand hierop reageert verschilt
Framing = Als professional moet je je dus bewust zijn van deze vier aspecten en deze zo vorm geven
dat je het gewenste effect hebt op de binnenkant van de ontvanger van de boodschap.
Schema verbergt de complexiteit van communicatie en verbegt de enorme schat aan mogelijkheden
om Hiermee aan de slag te gaan
Basisbegrippen
BOODSCHAP:
= de overgedragen informatie
ZENDER
= persoon die boodschap overdraagt (coderen)
ONTVANGER
= persoon die boodschap ontvangt (decoderen)
tweerichtingsverkeer: constante circulaire beweging rond coderen en decoderen
, Communicatie is meer dan ‘bewuste informatieoverdracht
Interpreteren
- is een valkuil bij de ontvanger, weten niet hoe de ontvanger reageert, en kan niet controleren
wat de binnenkant van ontvanger is
- wordt sterk bepaald door de manier hoe de zender de boodschap inpakt , als we bepaald effect
willen hebben op de ontvanger, is de kans klein dat het verkeer geïnterpreteerd kan worden
KANAAL
= medium waarin men boodschap overbrengt
- Zintuiglijke kanalen (tv)
- Mechanische kanalen (brief)
- Elektronische kanalen (sms, chat)
De kanalen worden in de praktijk gecombineerd. – stage opgeschreven verslag maar wordt
verwerkt in de pc
FEEDBACK
= reactie van ontvanger op boodschap
verbaal /non-verbaal (non verbale kan meer communicatief zijn)
RUIS
= factoren die het communicatieproces verstoren
- intern/extern
o externe ruis
storende invloeden uit de omgeving ( 'de ander', telefoongerinkel, inmenging
van derden, …)
o interne ruis
gemoedstoestand van de communicatiepartner, de intrapsychische variabelen,…
Intrapsychische variabelen (morgen super gemotiveerd en vandaag niet) – vat
hebben op aantal elementen qua externe en interne ruis van mezelf maar
interne ruis belanghebbende kan anders zijn
Werken met jongeren en beseffen dat ouders noodzakelijk is en dynamiek bij
groepsgesprek is anders en bij jongen is dit interne ruis en proberen te
anticiperen wat verhaal is en vormgeven
Communicatieleer
Basismodel communicatie
In dit 'basismodel communicatie' kan je via een 'hulpverlenende, vormende en/of
preventieve interventie' verandering aanbrengen in de variabelen 'zender', 'ontvanger', 'kanaal',
'boodschap' en 'feedback'. Op deze manier kan je het 'welzijnsprobleem' van een individu, groeps,
gezin, ruimer samenlevingsverband,… aanpakken. Dit basismodel biedt dus een simpele houvast om
mee aan de slag te gaan.
Een 'boodschap' is
- “ingepakte informatie die door de zender op een bepaalde manier is 'ingepakt', 'vormgegeven ->
de ontvanger 'pakt deze terug uit en heeft invloed op de binnekant van de ontvanger
- " 'Zenders' kiezen dus voor een bepaalde vorm van 'inpakken van informatie' om een gewenst
effect/invloed/betrokkenheid te hebben op de ontvanger van de boodschap (effect op de
binnenkant van de ontvanger).
- De zender 'codeert' een boodschap. De ontvanger 'decodeert' een boodschap.
Een 'boodschap' kent aldus een 4-tal aspecten:
1. een inhoudelijk aspect
- wat is de inhoud van je boodschap?
2. een expressief aspect (hoe druk je je uit?),
3. een relationeel aspect
- (welke soort 'relatie’ /betrekking is er tussen de zender en de ontvanger? client vs.
sociaal werker, vriend vs. vriend, baas vs. werknemer,…)
4. een appellerend aspect
- (een aanzet tot handelen, denken, concreet gedrag....).
- Hoe je iemand probeert te activeren, iemand aanzetten tot activatie
o Manier hoe iemand hierop reageert verschilt
Framing = Als professional moet je je dus bewust zijn van deze vier aspecten en deze zo vorm geven
dat je het gewenste effect hebt op de binnenkant van de ontvanger van de boodschap.
Schema verbergt de complexiteit van communicatie en verbegt de enorme schat aan mogelijkheden
om Hiermee aan de slag te gaan
Basisbegrippen
BOODSCHAP:
= de overgedragen informatie
ZENDER
= persoon die boodschap overdraagt (coderen)
ONTVANGER
= persoon die boodschap ontvangt (decoderen)
tweerichtingsverkeer: constante circulaire beweging rond coderen en decoderen
, Communicatie is meer dan ‘bewuste informatieoverdracht
Interpreteren
- is een valkuil bij de ontvanger, weten niet hoe de ontvanger reageert, en kan niet controleren
wat de binnenkant van ontvanger is
- wordt sterk bepaald door de manier hoe de zender de boodschap inpakt , als we bepaald effect
willen hebben op de ontvanger, is de kans klein dat het verkeer geïnterpreteerd kan worden
KANAAL
= medium waarin men boodschap overbrengt
- Zintuiglijke kanalen (tv)
- Mechanische kanalen (brief)
- Elektronische kanalen (sms, chat)
De kanalen worden in de praktijk gecombineerd. – stage opgeschreven verslag maar wordt
verwerkt in de pc
FEEDBACK
= reactie van ontvanger op boodschap
verbaal /non-verbaal (non verbale kan meer communicatief zijn)
RUIS
= factoren die het communicatieproces verstoren
- intern/extern
o externe ruis
storende invloeden uit de omgeving ( 'de ander', telefoongerinkel, inmenging
van derden, …)
o interne ruis
gemoedstoestand van de communicatiepartner, de intrapsychische variabelen,…
Intrapsychische variabelen (morgen super gemotiveerd en vandaag niet) – vat
hebben op aantal elementen qua externe en interne ruis van mezelf maar
interne ruis belanghebbende kan anders zijn
Werken met jongeren en beseffen dat ouders noodzakelijk is en dynamiek bij
groepsgesprek is anders en bij jongen is dit interne ruis en proberen te
anticiperen wat verhaal is en vormgeven