Voorwoord
1. het was zijn beste vriend, hij kan zelfs kinderboeken begrijpen (compliment) en hij
heeft honger en heeft het koud (WO2)
2. Ze weten niet meer dat ze zelf ook ooit kind zijn geweest en nemen alles zo serieus.
Hoofdstuk 1 m
1. Hij was vroeger helemaal gek van tekenen.
2. Veel tekeningen die de schrijver zelf heeft gemaakt.
3. Het bestaat uit een slang die een olifant heeft opgegeten, maar hij is bedroefd omdat
volwassenen de tekening niet snappen; ze denken dat het een hoed is.
4. Hij laat het steeds zien aan volwassenen als hij denkt dat diegene het zal begrijpen.
5. Hij moest stoppen met tekenen en iets nuttigs gaan doen (ak, ges of taal)
6. Piloot
7. Hij past zich aan in plaats van tekeningen laten zien.
Hoofdstuk 2
8. Hij stort neer, komt in de Sahara en is daar 6 jaar. Hij komt een klein bijzonder
mannetje tegen.
9. Een schaap
10. Hij tekent eerst een ziek schaap, dan een ram en dan een oud schaap.
11. De kleine prins reageert ongeduldig, want hij wilt een normaal schaap.
12. Hij tekent daarna een doos met een schaap erin, maar de kleine prins reageert
verrast, want dan kan hij zelf verzinnen hoe het schaap in de doos eruit ziet.
Hoofdstuk 3
13. Hij vraagt heel veel, maar hij antwoordt nooit.
14. Van een andere planeet die heel klein is.
15. Hij moet lachen en is verbaasd, want hij heeft dat touw helemaal niet nodig. Zijn
planeet is heel klein.
Hoofdstuk 4
16. De planeet is niet groter dan een huis.
17. De planeet is ontdekt door een Turkse astronoom. Ze gaven het een getal, omdat het
dan pas serieus genomen word. De Turkse astronoom werd pas serieus genomen
toen hij in westerse kleding zijn verhaal vertelde.
18. Volwassenen geloven je pas als je met getallen praat.
19. Kinderen praten over gevoelens en volwassenen over getallen.
20. 6 jaar geleden
21. Om hem niet te vergeten
22. Om volwassen te worden
23. Tekeningen maken om hem niet te vergeten.
24. De slechte tekeningen en dat hij het al een beetje is vergeten.
Hoofdstuk 5
25. Hoe de planeet van de kleine prins eruit ziet.
26. Hij wilde dat de schapen de stekjes van de baobabs op gingen eten.
27. Hij maakt er tekeningen bij.
Hoofdstuk 6
28. Hij hield veel van slapen bij zonsondergang. Hij kwam goed aan zijn trekken omdat
de planeet zo klein is dat hij veel zonsondergangen heeft.