Anatomie en Fysiologie – cel, weefsel en orgaandonatie
Inhoud
Anatomie en Fysiologie – cel, weefsel en orgaandonatie.......................................................................1
Leerdoelen..............................................................................................................................................1
6. de bouw, functie en eigenschappen van een cel weergeven.............................................................2
Celmembraan/ plasmamembraan......................................................................................................2
De nucleus..........................................................................................................................................2
De mitochondriën (ev: mitochondrion)..............................................................................................3
Endoplamatisch reticulum..................................................................................................................4
De ribosomen.....................................................................................................................................4
Het Golgi systeem (Gogli apparaat / Golgi lichaam)...........................................................................5
Lysosomen..........................................................................................................................................6
De centrosomen.................................................................................................................................6
Cytoskelet:..........................................................................................................................................6
7. uitleggen wat het metabolisme van een cel is en welke onderverdeling daarbij hoort.....................7
Het vormen van ATP in mitochondriën...............................................................................................7
8. uitleggen hoe een celmembraan is opgebouwd en welke transportmogelijkheden daar doorheen
mogelijk zijn............................................................................................................................................7
Opbouw celmembraam......................................................................................................................7
transportmogelijkheden.....................................................................................................................8
Passief transport.............................................................................................................................8
Actief transport..............................................................................................................................8
9. in hoofdlijnen uitleggen hoe en waar eiwitten worden gesynthetiseerd...........................................9
DNA (desoxyribonucleïnezuur)...........................................................................................................9
10. in hoofdlijnen uitleggen hoe gezonde groei- en celdeling plaatsvindt.............................................9
Leerdoelen
1. de hiërarchische opbouw van het menselijk lichaam beschrijven
2. uitleggen welke functies er in het lichaam nodig zijn, welke stelsels en organen deze functies
uitoefenen en op welke wijze deze samenhangen en aangestuurd worden
3. benoemen wat tot milieu interieur en milieu exterieur behoort
4. de kenmerken en functies van water benoemen
5. de verdeling van water in het lichaam benoemen
, 6. de bouw, functie en eigenschappen van een cel
weergeven
Elk organisme is opgebouwd uit cellen. Zij vormen de kleinste bouwstenen van het organismen.
Verschillende soorten cellen hebben verschillende functies binnen het organisme, maar zijn grofweg
op dezelfde manier gebouwd.
Cellen worden onderverdeeld in :
- Prokaryoten: cellen zonder celkern (bacteriën)
- Eukaryoten: cellen met een celkern ( schimmels, planten en dieren)
De buitenkant van een cel is omgeven door een celmembraam/plasmamembraan. Daarbinnen
bevindt het cytoplasma ( een waterige structuur). In het cytoplasma bevinden zich de organellen
(kleine orgaantjes met allemaal een eigen functie).
De meest bekende organellen van de cel zijn:
De nucleus (celkern)
De mitochondriën
Het endoplasmatisch reiculum (ER)
De ribosomen
Het Golgi systeem
Lysosomen
Celmembraan/ plasmamembraan
Het bestaat uit 2 lagen met fosfilipiden, dat is een vettige stof en zorgt zo voor een waterafstotend
membraan. En kunnen er eiwitten door het membraan heen. Hier zijn vel verschillende soorten van.
Maar veelal hebben ze de functies:
Immunologische identiteit (aangeven dat de cel lichaamseigen is, belangrijk is voor het
afweersysteem)
Receptoren – kunnen berichtjes herkennen.
Enzymen – kunnen een chemische reactie versnellen.
Transporteiwitten – kunnen stoffen door het membraan vervoeren
De nucleus
Bevat de genen (het erfelijke materiaal) van de cel. En is verantwoordelijk voor de coördinatie van de
celgroei en de reproductie van de cel. De nucleus bestaat tot een dubbele membraam (de
kernenvelop) die de inhoud van de nucleus scheidt van het cytoplasma. Door nucleaire poriën
kunnen diverse stoffen zich bewegen tussen de nucleus en het cytoplasma.
De necleus bevat nucleoplasma; een stroperige vloeistoffen die de chromosomen omvat.
In het nucleoplasma bevindt zich een nucleos (mv: nucleoli). Dit zijn organellen die de eiwitten voor
de opbouw van de ribosomen en andere kleinere componenten van de cel synthetiseren( in verband
brengen) .
Andere belangrijke functies van de kern zijn
- Opslag van DNA
- Uitwisseling van RNA (erfelijk materiaal) tussen de nucleus en de rest van de cel
- Regulatie van de genen en genexpressie
- Verdeling van genetisch materiaal tijdens de replicatie (celdeling)
- Opslag van eiwitten en RNA in de nucleolus
- Transscriptie; mRNA wordt in de celkern geproduceerd om eiwitten te kunnen synthetiseren
- Synthese van eiwitten ten behoeve van de groei van de cel
- Regulatie van metabole processen in de cellen
Inhoud
Anatomie en Fysiologie – cel, weefsel en orgaandonatie.......................................................................1
Leerdoelen..............................................................................................................................................1
6. de bouw, functie en eigenschappen van een cel weergeven.............................................................2
Celmembraan/ plasmamembraan......................................................................................................2
De nucleus..........................................................................................................................................2
De mitochondriën (ev: mitochondrion)..............................................................................................3
Endoplamatisch reticulum..................................................................................................................4
De ribosomen.....................................................................................................................................4
Het Golgi systeem (Gogli apparaat / Golgi lichaam)...........................................................................5
Lysosomen..........................................................................................................................................6
De centrosomen.................................................................................................................................6
Cytoskelet:..........................................................................................................................................6
7. uitleggen wat het metabolisme van een cel is en welke onderverdeling daarbij hoort.....................7
Het vormen van ATP in mitochondriën...............................................................................................7
8. uitleggen hoe een celmembraan is opgebouwd en welke transportmogelijkheden daar doorheen
mogelijk zijn............................................................................................................................................7
Opbouw celmembraam......................................................................................................................7
transportmogelijkheden.....................................................................................................................8
Passief transport.............................................................................................................................8
Actief transport..............................................................................................................................8
9. in hoofdlijnen uitleggen hoe en waar eiwitten worden gesynthetiseerd...........................................9
DNA (desoxyribonucleïnezuur)...........................................................................................................9
10. in hoofdlijnen uitleggen hoe gezonde groei- en celdeling plaatsvindt.............................................9
Leerdoelen
1. de hiërarchische opbouw van het menselijk lichaam beschrijven
2. uitleggen welke functies er in het lichaam nodig zijn, welke stelsels en organen deze functies
uitoefenen en op welke wijze deze samenhangen en aangestuurd worden
3. benoemen wat tot milieu interieur en milieu exterieur behoort
4. de kenmerken en functies van water benoemen
5. de verdeling van water in het lichaam benoemen
, 6. de bouw, functie en eigenschappen van een cel
weergeven
Elk organisme is opgebouwd uit cellen. Zij vormen de kleinste bouwstenen van het organismen.
Verschillende soorten cellen hebben verschillende functies binnen het organisme, maar zijn grofweg
op dezelfde manier gebouwd.
Cellen worden onderverdeeld in :
- Prokaryoten: cellen zonder celkern (bacteriën)
- Eukaryoten: cellen met een celkern ( schimmels, planten en dieren)
De buitenkant van een cel is omgeven door een celmembraam/plasmamembraan. Daarbinnen
bevindt het cytoplasma ( een waterige structuur). In het cytoplasma bevinden zich de organellen
(kleine orgaantjes met allemaal een eigen functie).
De meest bekende organellen van de cel zijn:
De nucleus (celkern)
De mitochondriën
Het endoplasmatisch reiculum (ER)
De ribosomen
Het Golgi systeem
Lysosomen
Celmembraan/ plasmamembraan
Het bestaat uit 2 lagen met fosfilipiden, dat is een vettige stof en zorgt zo voor een waterafstotend
membraan. En kunnen er eiwitten door het membraan heen. Hier zijn vel verschillende soorten van.
Maar veelal hebben ze de functies:
Immunologische identiteit (aangeven dat de cel lichaamseigen is, belangrijk is voor het
afweersysteem)
Receptoren – kunnen berichtjes herkennen.
Enzymen – kunnen een chemische reactie versnellen.
Transporteiwitten – kunnen stoffen door het membraan vervoeren
De nucleus
Bevat de genen (het erfelijke materiaal) van de cel. En is verantwoordelijk voor de coördinatie van de
celgroei en de reproductie van de cel. De nucleus bestaat tot een dubbele membraam (de
kernenvelop) die de inhoud van de nucleus scheidt van het cytoplasma. Door nucleaire poriën
kunnen diverse stoffen zich bewegen tussen de nucleus en het cytoplasma.
De necleus bevat nucleoplasma; een stroperige vloeistoffen die de chromosomen omvat.
In het nucleoplasma bevindt zich een nucleos (mv: nucleoli). Dit zijn organellen die de eiwitten voor
de opbouw van de ribosomen en andere kleinere componenten van de cel synthetiseren( in verband
brengen) .
Andere belangrijke functies van de kern zijn
- Opslag van DNA
- Uitwisseling van RNA (erfelijk materiaal) tussen de nucleus en de rest van de cel
- Regulatie van de genen en genexpressie
- Verdeling van genetisch materiaal tijdens de replicatie (celdeling)
- Opslag van eiwitten en RNA in de nucleolus
- Transscriptie; mRNA wordt in de celkern geproduceerd om eiwitten te kunnen synthetiseren
- Synthese van eiwitten ten behoeve van de groei van de cel
- Regulatie van metabole processen in de cellen